
Wat de Bijbel zegt
Daniël 8. De kleine hoorn.
Een goed huis heeft een stevig fundament nodig zo ook deze uiteenzetting over Daniël 8.
De verduidelijking van enkele fundamentele Bijbelse begrippen zal daar voor zorgen.
Gods eeuwig voornemen
Het eerste begrip is wat de Bijbel noemt het eeuwig voornemen van God of Zijn raadsbesluit.
We vinden dit begrip o.a. terug in Jesaja 46:9 “…Ik ben God, en er is er geen als Ik,…Die zegt: Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen;” (Zie ook Micha 4:12).
Dit raadsbesluit is het resultaat van een overleg tussen de Vader en de Zoon. Het werd genomen voordat God de wereld schiep. Het raadsbesluit bevat het voornemen van God om de mens, indien deze zou zondigen te redden van de schuld die er is door de overtreding van Gods wet en van het onvermogen om de wet te gehoorzamen of lief te hebben zoals ook God liefheeft want Zijn liefde is de vervulling van de wet (Rom 13:10; Gal 5:14). Deze redding van schuld en onvermogen zou gebeuren enkel en alleen op grond van het bloed dat Christus door Zijn vrijwillig offer zou vergieten. Hierdoor zou Christus tegemoet komen aan de wet die de dood van de overtreder eist. Dit is de enige manier waarop God de berouwvolle zondaar rechtmatig kan vergeven en genade schenken. Op grond van Zijn vergoten bloed zou Christus optreden als Middelaar om de mens in alles te voorzien wat nodig is om terug lief te hebben zoals God liefheeft wat neerkomt op het houden van de geboden die een uitdrukking zijn van Gods liefde zoals ook Johannes 15:10 verduidelijkt “Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf.”
Het middelaarschap van Christus is een eeuwig middelaarschap dat in werking trad vanaf de eerste zonde. Deze waarheid wordt o.a. bevestigd door de uitspraak in Openbaring 13:8 “het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.” De uitwerking van het offer was omwille van het eeuwig voornemen reeds werkzaam vanaf de zondeval. Door het eeuwig middelaarschap van Jezus kon Adam vergeving ontvangen en kracht om lief te hebben.
Paulus brengt dit alles naar voor in zijn brief aan de gemeente van Efeze. Hij vat het daar samen in deze ene krachtige tekst in Efeze 1:3-4 “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.”
Het eeuwigdurende verbond
Het eeuwig en onveranderlijk voornemen wordt uitgedrukt in wat de Bijbel het eeuwigdurende of nieuwe verbond noemt. Dit is ons tweede begrip. In het eeuwigdurende of nieuwe verbond maakt God Zijn voornemen aan ons bekend en belooft Hij dit voornemen waar te maken. Het is Zijn belofte om ons door Christus terug met Hem te verenigen en ons het koninkrijk van de hemelen, ook de erfenis genoemd, te geven. Het is de belofte om ons terug een liefdevol hart te geven want enkel zij die liefhebben zoals Hij liefheeft kunnen het koninkrijk beërven (1 Korinthe 6:9-10; 15;50; Galaten 5:21; Openbaring 21:7).
De belofte van het eeuwigdurende of nieuwe verbond wordt op een bijzonder manier uitgedrukt in de woorden van de profeet Jeremia “Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen (de dagen van opstandigheid en zonde) met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn…Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken. Jeremia 31:33. (Zie ook Ezechiël 36:25-27).
Deze belofte van het verbond wordt vervuld door het geloof dat gehoorzaamheid bewerkt. Alleen. Wie in dit verbond gelooft, wie zich overgeeft aan de woorden ervan ervaart in zijn persoonlijk leven de uitwerking van Gods voornemen. Hij ervaart vergeving en herstel in de liefde door de genade die God hem, op grond van het bloed van het geslachte Lam, schenkt.
De gemeenschap van allen die dit verbond geloven wordt in de profetie van Daniël 8 het “Heilig volk”genoemd. Het is alleen door het vergoten bloed dat vergeving en herstel kan gebracht worden. Dit bloed is het bloed van het verbond. Hij die zijn bloed vergiet is de Prins van het verbond, de Messias, de Christus. De wet die God in het hart schrijft, de wet die een uitdrukking is van de liefde wordt de woorden van het verbond genoemd. De wet is niet het verbond zelf maar de gehoorzaamheid aan de wet is wat zij die in het verbond geloven ervaren. Het houden van de wet is de uitwerking van het verbond en de vervulling van Gods voornemen.
De waarheid van Gods eeuwig voornemen en zijn eeuwigdurend verbond mogen we beschouwen als het evangelie, het goede nieuws van verlossing van schuld en onvermogen om lief te hebben door het bloed van Christus en zo erfgenaam te worden van de nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:13).
Het heiligdom, een illustratie van Gods eeuwig voornemen
Het evangelie wordt onderwezen door de rituelen en voorwerpen van het heiligdom dat Mozes onder bevel van God liet bouwen. De psalmist David schrijft in Psalm 77:14 “O God, Uw weg is in het heiligdom. Wie is een God zo groot als God?”
De voorhof van dit heiligdom onderwijst vergeving door het bloed van Christus. Het is een beeld van wat Christus aan het kruis heeft volbracht. Het wijst op het volmaakte offer dat voor ons verzoening met God bewerkt.
Het heilige van het heiligdom spreekt over het middelaarschap van Christus op grond van het vergoten bloed. Het toont hoe het middelaarschap ons alles ter beschikking stelt om te leven naar Gods wil. Het heilige spreekt over de beloften die we eerder hebben aangehaald (Jer. 31:33; Ezech. 36:25-27) en leert hoe deze beloften werkelijkheid worden in het leven van de gelovige.
Het heilige der heilige van het heiligdom onderwijst het middelaarschap van Christus in het onderzoekend oordeel, de uitwissing van alle zonde en de vernietiging van alle kwaad op grond van het vergoten bloed.
Net als het voornemen en het verbond is ook het middelaarschap eeuwig; het blijft bestaan zolang de mens verlossing nodig heeft. “Maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” Hebreeën 7:24-25.
Het voortdurende
Het eeuwige en onveranderlijke voornemen van God, het eeuwigdurende verbond en het heiligdom met het onderwijs van het eeuwig middelaarschap zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en bevatten de waarheid over de verlossing door het bloed van Christus alleen. Deze waarheid wordt in Daniel 8, 11 en 12 aangeduid door het “steeds” (HSV) of het “dagelijks” (NBV).
De meeste bijbelvertalingen voegen daar de woorden “offer” of “terugkerend offer” aan toe terwijl deze woorden niet in de grondtekst te vinden zijn. Het woord “offer” is door vertalers toegevoegd met de bedoeling de tekst te verduidelijken maar in dit geval maakt het de tekst minder begrijpelijk. Het “steeds” of “het dagelijkse” is het derde begrip dat we moeten kennen om de profetie van Daniël 8 te kunnen begrijpen. Het is een vertaling van het Hebreeuws “Tawmeed” wat ook vertaald kan worden met het voortdurende, het altijd durende, dat wat nooit ophoudt. Gods voornemen is altijd durend, Zijn verbond is altijd durend. Jezus is de Middelaar van het heiligdom die vanaf de zondeval altijd voor ons pleit zoals we ook lezen in Hebreeën 7:25. Het middelaarschap op grond van het vergoten bloed is voortdurend.
Dit voortdurende zorgt ook voor het voortduren van het “heilige volk” of Gods gemeente; zij die geloven in het voornemen, het verbond en het middelaarschap. Deze gemeente is er geweest vanaf Adam en zal er zijn tot de wederkomst waar ze opgenomen wordt om altijd met de Heere te zijn (1 Thess. 4:16-17).
De verwoestende gruwel
Een laatste term die we moeten begrijpen voor we beginnen met de uitleg van Daniel 8 is “de verwoestende gruwel” of “de gruwel der verwoesting” of “de gruwel die verwoesting brengt”. Deze term vinden we onder andere in Daniël 12:11. Daaraan verwant is de uitdrukking “de afvalligheid die verwoesting brengt” die we vinden in Daniël 8:13.
Wat is voor God een gruwel? We lezen erover in Maleachi 2:11 “Juda handelt trouweloos en er wordt een gruweldaad begaan in Israël en in Jeruzalem. Want Juda ontheiligt het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft: hij is met de dochter van een vreemde god getrouwd.”
Juda is Gods uitverkoren volk en dit volk begaat een gruweldaad. Deze bestaat uit het mengen van het heilige met het onheilige. Dit gebeurt hier door het binnenbrengen van vreemde goden die onvermijdelijk een valse leer met zich meebrengen. Op deze manier wordt de waarheid vermengd met de leugen. Wie een gruwel begaat brengt op één of andere manier verwoesting, niet enkel over zichzelf maar ook over hen die hij met zijn gruwel besmet. In het geval van Juda zegt de Schrift in vers 12 “Moge de HEERE eenieder die dat doet, uitroeien uit de tenten van Jakob.”
Het begin van het boek Daniël is een concreet voorbeeld van de verwoesting die de gruwel brengt. Daarin wordt verslag gegeven van de wegvoering in ballingschap na de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar. Daarover zegt 2 Kronieken 36:5 - 14 “Jojakim was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, zijn God. Nebukadnezar, de koning van Babel, trok tegen hem op, en hij bond hem met twee bronzen ketenen om hem weg te voeren naar Babel…Verder pleegden alle leiders van de priesters en het volk op grote schaal trouwbreuk, overeenkomstig alle gruweldaden van de heidenvolken. Zij verontreinigden het huis van de HEERE, dat Hij geheiligd had in Jeruzalem.”
De gruweldaad hier in deze verzen vernoemd, was het binnenbrengen van heidense gebruiken in de tempel, het huis van de Heere. De tempel onderwees het voortdurende van Gods voornemen, Gods verbond en het middelaarschap. De gruwel vermengde deze fundamentele waarheden van het evangelie met de valse leer van het heidendom zodat de boodschap van het voortdurende werd weggenomen. Dit resulteerde in het wegnemen van Gods volk naar Babylon.
In de profetie van Daniël gaat het opstellen van een gruwel altijd gepaard met het wegnemen van het voortdurende. We vinden dit terug in volgende teksten. De schuingedrukte tekst duidt erop dat deze niet voorkomt in de grondtekst. We vinden er terug de woorden “steeds” of “het dagelijkse” wat ook kan vertaald worden met het voortdurende. “Dan zullen er uit hem krachtige armen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen” Daniël 11:31. “Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen” Daniël 12:11.
We zullen in de derde profetie zien hoe al deze fundamentele waarheden, Gods voornemen, het verbond, het middelaarschap en het voortduren van Gods volk door de kleine hoorn worden aangevallen door een gruwel op te stellen; door het heilige te vermengen met het onheilige, door het vermengen van de waarheid met heidense leer waardoor een cocktail wordt bekomen die in de schrift “de wijn van Babylon” wordt genoemd (Openbaring 14:8; 17:4).
Verklaring van de profetie
Daniël ontvangt de profetie die we vinden in Daniël 8 in het derde jaar van Belsazar koning van Babylon. Net als in het vorige visioen vertelt Daniël wat hij heeft gezien en geeft ons vervolgens het verklarende gedeelte. Het eerste wat Daniël ziet, zijn de ram met de twee hoorns en vervolgens de geit met de vier hoorns. We zagen in vorig artikel dat het verklarende deel zegt dat de ram verwijst naar de Meden en de Perzen en de geitenbok naar het Griekse rijk. Let nu op wat de volgende verzen zeggen over hun grootheid.
Over de ram lezen we in Daniël 8:4 “Hij (de ram) deed naar eigen goeddunken en maakte zich groot…De geitenbok maakte zich uitermate groot…Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd” Daniël 8:4, 8, 9.
We zien dus dat de grootheid in kracht en bezit van deze opeenvolgende wereldrijken steeds toeneemt. Dit gegeven weerlegt de bewering van velen dat de kleine hoorn verwijst naar de Griekse koning Antiochus IV Epifanes. Deze heerste van 175 tot 164 v.C. over het rijk van de Seleuciden een van de vier delen van het grote Griekse rijk. Dit rijk was duidelijk kleiner dan het “uitermate grote” rijk van de geitenbok en veel kleiner dan het “uitzonderlijk grote” rijk van de kleine hoorn. Bij het lezen van Daniël 8:8-9 is het niet meteen duidelijk waar de kleine hoorn vandaan komt. De volledige tekst zegt: “De geitenbok maakte zich uitermate groot. Maar toen hij machtig geworden was, brak de grote hoorn af en in plaats daarvan kwamen er vier opvallende op, overeenkomstig de vier windstreken van de hemel. Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraadland toe.”
Waar kwam de kleine hoorn uit voort? Kwam hij uit de vier opvallende hoorns of uit de vier windstreken? Indien we hem laten komen uit de vier hoorns zitten we met het probleem dat hij uitzonderlijk groot werd. In de geschiedenis vinden we niemand die uit één van de vier hoorns komt en uitzonderlijk groot werd. Het verklarende gedeelte van het visioen helpt ons verder op weg. Daar lezen we in Daniël 8:22-24 “En dat die afbrak (grote hoorn van de geitenbok) en er vier voor in de plaats kwamen: vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, maar zonder de kracht ervan. Aan het einde van hun koningschap, wanneer de afvalligen de maat hebben volgemaakt, zal er een meedogenloze koning opstaan, bedreven in slinkse streken. Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht. Op wonderlijke wijze zal hij verderf aanrichten, het zal hem gelukken, hij zal het doen. Machtigen zal hij te gronde richten, ook het heilige volk.”
Een eerste belangrijk gegeven is dat de vier hoorns niet meer de kracht of grootheid hebben van de eerste hoorn van de geitenbok. Antiochus Epifanes maakte deel uit van één van de vier hoorns. Hij kan dus niet in aanmerking komen voor de uitzonderlijke grootheid van de kleine hoorn.
De kleine hoorn wordt in deze verzen de “meedogenloze koning” genoemd. Hij staat op wanneer de afvalligen (de vier hoorns van het Griekse rijk) de maat hebben volgemaakt. Dit betekent dat zij aan het einde van hun heerschappij zijn gekomen. We kunnen hun toestand vergelijken met dat van koning Belsazar in Daniël 5. De vier hoorns werden net als Belsazar gewogen en te licht bevonden. Zij hadden de limiet van Gods genade bereikt en Hij gaf hun koninkrijk in de handen van een ander. De winden die de zee in beroering brengen doen het vierde beest opkomen waaruit de kleine hoorn voortkomt. Dit beest maakt een einde aan het Griekse rijk. Het is het Romeinse rijk dat zal uitgroeien tot het pausdom.
Bij deze verklaring van de tekst valt Antiochus Epifanes helemaal uit de boot.
De medogenloosheid van de koning of kleine hoorn houdt verband met de ongeziene vervolging van Gods volk tijdens haar heerschappij; “het heilige volk zal hij ten gronde richten” (Daniël 8:24).
De grootheid van de kracht van de kleine hoorn komt niet uit hemzelf maar hij ontvangt die. Dit is niet enkel een verwijzing naar het feit dat de bisschop van Rome zijn macht ontving van Keizer Justinianus maar het zegt ons ook dat Satan zelf deze macht onderhoudt. In de bespreking van de beesten uit Openbaring die we zullen houden in het volgende artikel zullen we zien dat de kleine hoorn voorgesteld wordt als een van de zeven hoofden van de draak of Satan.
Laten we nu teruggaan naar Daniël 8:9 waar gezegd wordt waar vandaan de kleine hoorn kwam. “Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraadland toe.” Land staat schuin geschreven want het staat niet in de grondtekst. In de context van de Bijbel verwijst “Sieraad” naar God of Zijn volk.
Dit vers geeft meteen de twee richtingen aan waarin de kleine hoorn zich grootmaakt.
In de horizontale richting wordt zij “uitzonderlijk groot” als geo-politieke macht omdat ze veel gebied verovert in de verschillende windrichtingen en hoog in aanzien komt te staan bij de volkeren. “Uitzonderlijk groot” is de vertaling van een Hebreeuws woord dat we ook eerder in de Schrift terugvinden. De uitdrukking verwijst naar het bezitten van vele goederen en land. Ze wordt bijvoorbeeld gebruikt om de grootheid in bezit, voorspoed en aanzien van Izak aan te duiden “Izak zaaide in dat land en oogstte in dat jaar het honderdvoudige, want de HEERE zegende hem. De man kreeg aanzien, ja, gaandeweg meer aanzien, totdat hij zeer aanzienlijk geworden was. Hij had kudden kleinvee en kudden runderen, en een groot aantal slaven, zodat de Filistijnen jaloers op hem werden. Genesis 26:12-14. Izak werd zeer aanzienlijk of groot omdat hij veel bezit had en daarom in aanzien stond. De grootheid van de kleine hoorn vertrekt volgens de grammatica van de grondtekst niet vanuit één van de vier hoorns maar vanuit één van de windstreken. Ten opzicht van de macht die zij verovert is dat vanuit het westen wat wijst naar Rome.
In de verticale richting wordt de kleine hoorn uitzonderlijk groot omdat zij erin slaagt het voortdurende weg te nemen en Gods volk - het Sieraad - in haar macht te houden. Dit sluit aan bij de kenmerken die Daniël zeven gaf aan de kleine hoorn. Over deze verticale richting waarin zij haar grootheid ten toon spreid zegt Daniël 8:10 “Hij werd groot, tot aan het leger van de hemel. Van dat leger, namelijk van de sterren, liet hij er sommige ter aarde vallen en vertrapte ze.” Het verklarende gedeelte zegt daarover in vers 24 “Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht. Op wonderlijke wijze zal hij verderf aanrichten, het zal hem gelukken, hij zal het doen. Machtigen zal hij te gronde richten, ook het heilige volk.”
Het “leger van de hemel” is een verwijzing naar “het heilig volk”. Het is het volk dat gelooft in het voortdurende dat de kleine hoorn wegneemt met de bedoeling ook het voortduren van het volk weg te nemen. De kleine hoorn valt het “heilige volk” aan door zich te richten tegen de “sterren.” Dit zijn zij die de boodschap van het “voortdurende” brengen. De sterren houden de waarheid over het voornemen van God, het verbond en het middelaarschap, hoog. De profeet Daniël zegt dat zij als sterren zullen blinken aan de hemel omdat ze velen tot Christus hebben gebracht “De verstandigen zullen blinken als de glans van het hemelgewelf, en zij die er velen rechtvaardigen (tot geloof hebben gebracht), als de sterren, voor eeuwig en altijd.” Daniël 12:3. Het boek Openbaring spreekt over de sterren als de engelen van de gemeente. “Het geheimenis van de zeven sterren die u in Mijn rechterhand (van Jezus) hebt gezien, en van de zeven gouden kandelaren is: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren die u hebt gezien, zijn de zeven gemeenten.” Openbaring 1:20. De eigenlijke betekenis van engel is boodschapper, deze boodschapper kan een mens zijn of een hemels wezen. In Marcus 1:2 wordt Johannes de doper een engel genoemd; hij is het die de boodschap brengt van de komende Messias.
Over de kleine hoorn lezen we verder in Daniël 8:11 “Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds terugkerende offer werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen.”
De Vorst van het leger is Christus. Het is de Prins van het verbond. Het “steeds” of “dagelijkse” is wat we eerder ook het “voortdurende” hebben genoemd. Dit “voortdurende” is in essentie dat wat op grond van het bloed van het geslachte Lam door Zijn voortdurend pleiten tot ons komt: de vervulling van het eeuwig voornemen en de belofte gegeven in het verbond. Het is wat de mens ervaart wanneer deze door het geloof deelachtig wordt aan Gods genade en de zelfzucht plaats maakt voor de liefde Gods. Deze hele waarheid over het voortdurend werd door de kleine hoorn “ter aarde geworpen” of “weggenomen” wat onmiddellijk het voortbestaan van Gods volk aantastte zoals we lezen in Daniël 8:12 “En het leger (heilig volk) werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel.”
Gods volk, het leger, werd door de leer van Rome, de leer die het voortdurende tegenspreekt in afvalligheid gebracht. Dat de kleine hoorn succesvol was in zijn misleiding blijkt uit de woorden. “Hij wierp de waarheid ter aarde en het gelukte wel.”
De kleine hoorn richt het “heilige volk” niet enkel ten gronde door vervolging maar ook door misleiding en valse leer die wordt aangeduid als de gruwel die ze opricht.
De verklarende tekst spreekt verder over deze gruwel als een misleidend vergif dat mensen in een “zorgeloze rust” brengt. “In hun zorgeloze rust zal hij velen te gronde richten.” Daniël 8:25
Rome biedt een plaats voor allen die willen in zonde leven en allen die willen heilig zijn op grond van hun eigen werken. Laat mij dit met een voorbeeld illustreren.
Rome verkocht aflaten om met het geld van de verkoop haar paleizen en kathedralen te bouwen.
Er waren aflaten waarmee je een ziel kon vrijkopen uit het vagevuur en aflaten die de schuld voor je zonden wegnamen. Er waren ook aflaten die je vrijpleiten van de schuld voor nog te begane zonden. In de tijd dat de monnik Tetzel aan de lopende band aflaten verkocht voor de bouw van de St Pieters basiliek in Rome was er een edelman met de naam Hans van Hake die een aflaat kocht voor de zonden die hij nog zou begaan. Nadat de grote geldkist van Tetzel helemaal gevuld was, vertrok deze om het geld af te leveren maar onderweg in Jutterborg Duitsland werd hij overvallen en de kist met geld werd gestolen. De daders echter werden gesnapt. Daarbij was ook Hans van Hake die een aflaat had gekocht voor de zonden nog te begaan. Bij het verhoor haalde hij de aflaat boven en zei dat ze hem niet konden vervolgen omwille van de aflaat waarop stond dat hij reeds had betaald voor de nog te begane zonden. Hij werd daarop vrijgesproken.
De lege kist is nog steeds te bezichtigen in de protestantse kerk van Jutterborg. Volume 15 vanJohann Walch's Sämmtliche schriften bevat het verhaal van Tetzel's beroving in sectie 97 pagina 363.
Wanneer iemand zich afvraagt op welke manier het pausdom het voortdurende aanvalt dan is de verkoop van aflaten daar een mooi voorbeeld van. Wie zijn verlossing kan kopen heeft geen nood aan vergeving of een middelaar. Hij meent het te kunnen doen zonder het voortdurende.
Het wegnemen van het voortdurende waardoor de mens verlost wordt, gaat gepaard met het opzetten van een gruwel; de waarheid wordt gemengd met de leugen en het heilige met het onheilige, de gezonde leer wordt gemengd met valse leer en afgoderij. De gruwel neemt het enige waardoor een mens vergeving en eeuwig leven ontvangt, weg en voert zo de mens naar een eeuwige dood.
Meer voorbeelden van deze gruwel zijn te vinden in de catechismus van de Rooms katholieke kerk. We bekijken daarvoor de Vlaamse Mechelse catechismus van 10 april 1954. Deze werd oorspronkelijk in 1609 opgesteld door de Jezuïet Lodewijk Makeblyde uit Poperingen. Je vindt er op de eerste bladzijde het embleem van de Jezuïeten. Deze uitgave werd herschreven onder leiding van aartsbisschop van Mechelen Kardinaal van Roey.
De catechismus onderwijst in eenvoudige bewoording de leer van het Pausdom die in de Bijbel een gruwel wordt genoemd. De Mariaverering is een onderdeel van deze leer. Tot haar is het volgende gebed gericht “Wees gegroet Maria…welaan dan, onze Middelares sla uw barmhartige ogen op ons…bid voor ons heilige Moeder Gods opdat wij de beloften van Christus waardig worden.” De gebeden na de mis, p. 9.
Deze gebed staat Bijbels gezien vol onwaarheden. Het is een gebed tot een dode waarbij iets van de dode wordt gevraagd. De Bijbel zegt daarover in Deuteronomium 18:10-12 “Onder u mag niemand gevonden worden …die de doden raadpleegt. Want iedereen die zulke dingen doet, is een gruwel voor de HEERE.” De Bijbel onderwijst dat wie gestorven is in het graf rust tot de opstanding uit de doden. Na de dood is er geen bewustzijn. Maria de moeder van Jezus is gestorven en begraven; zij weet niets en kan niets.
Over het middelaar zijn zegt de Schrift in 1 Timotheüs 2:5, 6 “Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen.” De tekst zegt dat Jezus Middelaar kan zijn omdat Hij Zichzelf voor ons gegeven heeft; het is op grond van Zijn vergoten bloed dat Hij voor ons kan pleiten en dat God ons in antwoord daarop rechtmatig genade kan schenken. Maria heeft haar bloed niet vergoten. Zelfs indien ze dat zou gedaan hebben zou het niets uithalen want het vergoten bloed van een zondig mens heeft tegenover de wet van God geen kracht. Maria nog enig ander wezen kan op geen enkele wijze middelaar zijn. Enkel Christus de tweede Adam in wie alle zondaars besloten zijn kan door Zijn bloed voor hen vergoten rechtmatig optreden als Middelaar.
Daarnaast heeft God geen moeder. De mens Jezus heeft een moeder, maar Zijn eeuwig God-zijn heeft dat niet. Wij kunnen ook zelf de beloften van God nooit waardig worden. We kunnen nooit iets van God ontvangen op grond van wat we zelf hebben gedaan. Alles wat we van Hem ontvangen is omwille van wat Christus gedaan heeft voor ons. De Bijbel zegt “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.” Efeze 2:8.
De volgende onderwijzing van de catechismus ontneemt Christus het eeuwige Middelaarschap waardoor vanaf de eerste zonde elk mens in Hem en door Hem vergeving en herstel in de liefde kon vinden. “De hel waarin de ziel van Jezus Christus is nedergedaald, is de plaats waar de zielen van de rechtvaardigen verbleven in afwachting van de verlossing.” III Christus verheerlijkt leven, p. 28.
Deze leer stelt dat Adam, Eva en Abel niettegenstaande hun geloof vierduizend jaar in de hel hebben vertoefd, wachtende op het offer van Christus, om daaruit verlost te worden.
De catechismus geeft ook aan wat dit voor Adam en de andere gelovigen moet betekend hebben
“De verdoemden in de hel zijn beroofd van het onuitsprekelijk geluk God te aanschouwen, en worden gefolterd door de knaging van het geweten, door het onblusbaar vuur en door het vooruitzicht van een eeuwig lijden.” punt 240 op p.54. Je kunt je afvragen of ze dan niet opbranden? Dat doen ze niet want, zegt de leer van Rome, ze worden bekleed met een lichaam die de pijn van het vuur voelt maar niet opbrand.
De leer van de hel en de bewering dat de gelovigen uit het Oude Testament moesten wachten op het kruis voor hun verlossing, doet afbreuk aan het eeuwig middelaarschap van Christus het Lam geslacht sinds de grondlegging der wereld die vanaf de eerste zonde instond voor de mens. Deze leer verwerpt ook het Bijbelse onderwijs over de toestand van de doden voor wie de periode tussen sterven en opstanding als een knippering van het oog is. Dat de doden in het Oude Testament de marteling van de hel moesten doorstaan, schept een beeld van een wrede en ongenaakbare God. De boodschap vanaf de eerste zondeval was: “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade (waarop God zit), opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” Hebreeën 4:16. Waarom kunnen wij met vrijmoedig naderen tot de troon van God, is het omdat Maria voor ons bidt of de heiligen, omdat we veel goede werken hebben gedaan en de sacramenten van de kerk hebben ontvangen? Gods woord zegt: “omdat wij een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God…” Hebreeën 4:14.
Punt 359 op pagina 77 spreekt over de leer van de sacramenten. Sacramenten zijn bepaalde gebruiken ingesteld door het Pausdom die wanneer men ze vervult, bijdragen tot het verdienen van onze verlossing. Deze gebruiken zijn: de doop, het vormsel, de eucharistie, de biecht, het heilig oliesel, het priesterschap en het huwelijk.
De catechismus zegt: “Hoe dienen de sacramenten tot zaligmaking van de mensen?
De sacramenten dienen tot zaligmaking van de mensen door de heiligmakende genade te geven of te vermeerderen.” Sacramenten volgens het Pausdom zorgen voor de heiligmaking van de mens. Heiligmaking is worden zoals God is. Het is hersteld worden in de liefde zoals deze bij God bestaat. Daarover lezen we in 1 Korinthe 1:30 “Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing.” Aan deze waarheid die zegt dat heiligmaking enkel in Christus te vinden is, is een bijzonder teken verbonden. We vinden dit teken in Ezechiël 20:12 “Ook heb Ik hun Mijn sabbatten gegeven, om een teken te zijn tussen Mij en hen, zodat zij zouden weten dat Ik de HEERE ben Die hen heiligt.”
De sabbat van de zevende dag is het teken van ons geloof in de volmaakte Middelaar Jezus Christus die ons heiligt. Wat heeft het Pausdom gedaan met het teken dat zegt dat God alleen ons heiligt? Zij heeft het weggedaan en de zondag in de plaats gesteld als het teken dat zij het is met haar sacramenten en niet Christus die de mens heiligt en verlost. De sacramenten nemen het voortdurende weg. Het is een verwerping van de Bijbelse waarheid dat de mens enkel door het offer en de daarop berustende bemiddeling van Christus tot zaligheid of verlossing kan komen en daar zelf niets kan toe bijdragen. De verlossing is door de genade van geloof alleen. Deze genade wordt ons gegeven door Christus alleen, op grond van Zijn bloed alleen, door Zijn middelaarschap alleen.
We vinden in de catechismus ook wat meer uitleg over het sacrament van de Eucharistie.
De Eucharistie is het hoogtepunt van de Roomse mis waarbij een schijf deegwaren en een beker wijn veranderd worden in het werkelijke lichaam en het bloed van Christus om vervolgens uitgedeeld te worden aan de gelovigen opdat zij deel zouden hebben aan de verlossing.
Onder punt 382 van de Mechelse catechismus wordt daarover het volgende onderwezen:
“Wat is de heilige Eucharistie? De heilige Eucharistie is het offer en het sacrament waarin Jezus Christus zelf, onder de gedaante van brood en wijn, tegenwoordig is, geofferd wordt en genuttigd.”
Is het ene offer gebracht op Golgotha aan het kruis niet voldoende? Is het bloed dat eenmaal heeft gevloeid niet genoeg om ons met God te verzoenen? Moet een mens in de gedaante van een priester Christus keer op keer offeren om verzoening te bekomen? Moet het lijden van het offer voortdurend herhaald worden? Het antwoord van het Woord van God daarop is duidelijk. We lezen in Hebreeën 10:12; 9:12 “maar deze Priester (Jezus Christus) is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.” “Hij is …door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.”
Het ene offer gebracht aan het kruis was een volmaakt en volledig offer voor de vergeving van de zonde en het herstel in de liefde. Het ene volmaakte offer bracht een eeuwige verlossing. Bij het brengen van dit offer sprak Jezus: “Het is volbracht.” Johannes 19:30. De prijs voor de zonde werd volledig betaald aan het kruis. De bezwerende woorden van een priester kunnen daar niets aan toevoegen want ze zijn volkomen krachteloos zijnde de woorden van een zondig mens. “Hij (Christus) heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.“ Hebreeën 7:27. De Eucharistie dan is een godslasterlijk gebeuren dat de volmaaktheid van het ene offer en de doeltreffendheid van het bloed volkomen negeert en zo een gruwel instelt die het voortdurende wegneemt.
Het is nooit de bedoeling van Christus geweest dat het brood werkelijk Zijn lichaam zou worden en de wijn werkelijk Zijn bloed en nog minder dat mensen zich daaraan zouden tegoed doen. Jezus is het Woord en het is met het levende Woord zoals we het vinden in de Schriften dat we ons moeten voeden zodat het leven dat in het Woord is ook in ons zou zijn. Jezus zei: “De Geest is het Die levend maakt, het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.” Johannes 6:63.
Met enkele voorbeelden uit de catechismus heb ik willen aantonen hoe de leer van het Pausdom een mengeling is van waarheden en onbijbelse leer die als een gruwel het voortdurende wegneemt en zo probeert ook het voortduren van Gods volk op aarde weg te nemen. Het Pausdom is zo de vijand van het eeuwig evangelie en een gigantisch struikelblok die de weg naar het eeuwig leven voor veel mensen verspert.
Dit besef van de gruwelijkheid doet ons begrijpen waarom de volgende vraag wordt gesteld in Daniël 8 vers 13 “Toen hoorde ik een heilige spreken en een heilige zei tegen de Ongenoemde Die sprak: Hoelang zal het visioen van het steeds terugkerende offer (Het voortdurende) en de verwoestende afvalligheid (gruwel) gelden. En hoelang zal zowel het heiligdom (de waarheid ervan) als het leger overgegeven en vertrapt worden”
De vraag zou ook kunnen zijn, hoelang zal het succes van de kleine hoorn om de waarheid te vermengen met valse leer duren zodat er geen kennis is over het voortdurende. Of wanneer zal de waarheid over het eeuwige voornemen, het eeuwige verbond en het eeuwige middelaarschap hersteld worden en de gruwel zelf verwoest worden? Volgens Daniël 7 is dat door de hemelse rechtszitting die een eind zal maken aan de heerschappij van de kleine hoorn. Daniël 8:14 voegt daar het antwoord aan toe van de engel die zei: “Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens. Dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.”
In volgend artikel zullen we de vier beesten in openbaring identificeren. Dit zal ons helpen een verklaring te geven aan Daniël 8:14.