top of page

De Grote Strijd

5. De vervolging in de eerste eeuwen

Wat zou er nodig zijn om alle vervolgingen uit de wereld te helpen? De apostel Paulus schreef aan de gemeente van de Filippenzen, “Als er dan enige bemoediging is in Christus, als er enige troost is van de liefde, als er enige gemeenschap is van de Geest, als er enige innige gevoelens en ontfermingen zijn, maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u  eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen. Doe niets uit eigenbelang of eigendunk,  maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is” (Filippenzen 2:1-4).
Deze ingesteldheid die Paulus beschrijft is niet wat van nature in het hart van de mens aanwezig is. We stellen zo graag onszelf boven de andere en voelen ons graag een beetje meer, een beetje belangrijker dan de andere. Om dat te bevestigen durven we soms heel ver gaan. De hoogmoed heeft dictators opgezweept om hele volkeren een ongegrond superioriteitsgevoel te geven en hen aan te zetten andere volkeren uit te roeien. Zij hebben dat naar boven gebracht en laten woekeren wat in het hart van elke mens leeft. Ze hebben getoond tot wat het hart in staat is wanneer de mens zich afkeert van de invloed van Gods Geest. 
Hij die heeft ingezien dat hij leeft dankzij Gods genade, hij die beseft dat alles wat hij bezit en is, bestaat omwille van Gods liefde geopenbaard in de gave van Zijn Zoon, laat de Geest van God toe in hem de gevoelens en gedachten van God te ontwikkelen. Wat deze gevoelens en gedachten zijn zien we in het leven van Jezus die de hemel heeft verlaten om mens te worden onder de mensen. Hij is gekomen om te dienen en zijn leven te geven. “Laat die gezindheid in u zijn welke ook in Jezus was” (Filippenzen 2:5). Dit is wat nodig is om alle vervolgingen de wereld uit te helpen.

Inleiding bijbellezing

Sinds de mens zich afkeerde van Gods wegen is er vervolging geweest. Kaïn vervolgde zijn broer Abel omwille van zijn geloof. De rechtvaardige wandel van zijn broer was een doorn in zijn oog, een veroordeling van zijn eigen trots en opstandigheid tegen God. De mens die in deze wereld zijn naaste met liefde behandelt en in alles met zachtmoedigheid de waarheid spreekt, wordt door weinigen verdragen. Dit soort mensen wilt men liever niet in de buurt omdat ze de eigen zelfzuchtigheid en oneerlijkheid aan het licht brengen. Vervolging kan zich beperken tot pesten, wat al erg genoeg is, maar ze kan ook grootse en vreselijke vormen aannemen. In de loop van de geschiedenis hebben ook zij die zich Christenen noemen zich schuldig gemaakt aan vervolgingen. In de Bijbel echter en in het leven van Jezus die een voorbeeld is voor alle Christenen is er een duidelijke veroordeling van elke vorm van vervolging. God is liefde en de liefde doet de naaste geen kwaad(Romeinen 13:10).

Bijbellezing

Wat deden de Joden, omdat Jezus op de Sabbat dingen deed die volgens hun eigen opvattingen niet konden?

  • Johannes 5:16 “En daarom vervolgden de Joden Jezus en probeerden zij Hem te doden, omdat Hij deze dingen op de Sabbat deed.”

 

Jezus overtrad het sabbatsgebod niet maar toonde hoe ze moest nageleefd worden.

 

Welk werk deed Jezus op de Sabbatdag?

  • Lucas 4:16 “De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.”

De Sabbat was ingesteld als een dag van bevrijding. Jezus zocht dan ook de mensen te bevrijden van hun lasten op de Sabbat. Dit was tegengesteld aan de vele regels die de Joden voor de Sabbat hadden gemaakt en die van de Sabbat een last maakten. Jezus gedrag klaagde deze praktijk van wetsverachting en verdraaiing van het godsbeeld aan en dat konden de Joden niet verdragen. Ze waren bang dat hun invloed en macht over het volk zouden afnemen, daarom vervolgden ze Hem.

Met welke woorden veroordeelt God het vervolgen van hen die door hun gedrag de ongerechtigheid aanklagen?

  • 1 Johannes 3:11, 12 “Want dit is de boodschap die u vanaf het begin gehoord hebt, dat wij elkaar moeten liefhebben; niet zoals Kaïn: hij was uit de boze en sloeg zijn broer dood. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig.”

Wat maakt Paulus duidelijk wanneer hij het heeft over de wijze waarop Ismaël, de zoon van de dienstmaagd, Isaac, de zoon van Sara, behandelde?

  • Galaten 4:29 “Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu.”

Zij die vervolgen - zij ‘die naar het vlees geboren zijn’ - hebben de gezindheid van de Satan de tegenstander van al wat rechtvaardig, liefdevol en goed is. Zij die vervolgd worden - zij “die naar de Geest geboren zijn” - hebben de gezindheid van Christus die zachtmoedig is en nederig van hart.

Welke andere voorbeelden van vervolging, in de Bijbel genoemd, bewijzen de juistheid van deze woorden?

Ezau, die zijn geboorterecht verkocht, vervolgde zijn broer Jakob, die verklaarde trouw te willen zijn aan God. Genesis 25:29-34; 27:41; 32:6

De eigenzinnige en jaloerse zonen van Jakob vervolgden hun broer Jozef, die God vreesde en het kwaad aanklaagde. Genesis 37; Handelingen 7:9.

De Egyptenaren die hun afgoden aanbaden, vervolgden de Hebreeën, die de ware God dienden. Exodus 1 en 5

Saul, die God ongehoorzaam was, vervolgde David, die God vreesde. 1 Samuël 15, 19, 24.

Israël vervolgde, tijdens zijn afval, Elia en Jeremia die Gods profeten waren en door hun leven en woorden de ongerechtigheid aanklaagden. 1 Koningen 19:9, 10; Jeremia 36:20-23; 38:1-6.

Nebukadnezar vervolgde, terwijl hij een afgodendienaar was, de drie vrienden van Daniël omdat zij hun God trouw bleven. Daniël 3.

Onder koning Darius vervolgden de politieke leiders hun medecollega de profeet Daniël omdat hij het onrecht aanklaagde. Daniël 6

De moordenaars van Christus vervolgden de apostelen omdat zij in woord en daad Christus predikten. Handelingen 4, 5.

Al deze vervolgingen vormen een onderdeel van de grote strijd tussen Satan en zijn volgelingen en Christus en Zijn volgelingen. Zij die naar het vlees geboren zijn voeren strijd tegen zij die naar de Geest geboren zijn.

Wie zegt Paulus zullen vervolgd worden?

  • 2 Timoteüs 3:12 “En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden.” 

Wie riepen de geestelijke leiders te hulp bij de vervolging van Christus?

  • Marcus 12:13 “En zij stuurden enige van de Farizeeën en van de Herodianen naar Hem toe om Hem op een woord te vangen.”

De Farizeeën waren de vertegenwoordigers van de geestelijke macht en de Herodianen vertegenwoordigden de burgerlijke macht. Hoewel zij elkaar weinig konden verdragen, spanden zij samen in de vervolging van Christus.

De vereniging van kerk en staat veroorzaakt altijd vervolging op grote schaal. De heersende kerk die denkt God een dienst te bewijzen door haar godsdienst te verplichten met de hulp van de burgerlijke macht doet niets anders dan de godsdienst degraderen tot een door angst gemotiveerde lippendienst. Niets is schadelijker om het beeld van een liefdevolle en rechtschapen God te verdraaien.

Jezus zei, “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.” Nooit heeft Hij iemand gedwongen om Hem te dienen.

Wat menen zij die om godsdienstige reden vervolgen, te doen?

  • Johannes 16:2 "Ze zullen u uit de synagoge werpen; ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen."  

 

Zij beweren God te kennen maar wat zegt Christus van hen?

  • Johannes 16:2 “En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben en Mij ook niet.”

 

Johannes 8:40, 44 "Maar nu probeert u Mij te doden, een Mens Die de waarheid tot u gesproken heeft, die Ik van God gehoord heb...U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen. 

 

Welk verwijt gaf Jezus aan de discipelen toen ze Hem voorstelden vuur uit de hemel te doen neerdalen om de Samaritanen die Jezus niet wilden ontvangen, te straffen?

  • Lucas 9:55, 56 “Maar Hij keerde Zich om, bestrafte hen en zei: U beseft niet wat voor geest u hebt,  want de Zoon des mensen is niet gekomen om zielen van mensen te gronde te richten, maar om ze te behouden.” 

 

Wat zegt Jezus over hen die vervolgd worden omdat ze God gehoorzamen en goed doen?

  • Mattheüs 5:10 "Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.  Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.  Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn."

 

Welke principes, naar voor gebracht in de Bijbel, zouden, indien de mensen ze zouden toepassen, alle vervolging onmiddellijk doen ophouden?

  • Mattheüs 22:39 "U zult uw naaste liefhebben als uzelf."

  • Matteüs 7:12 "Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten."

 

Wat doet de liefde, die uit God is, niet?

  • Romeinen 13:10 "De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet." 
     

Toen Jezus het lot van Jeruzalem en de gebeurtenissen in verband met zijn wederkomst aan zijn discipelen meedeelde, voorzegde Hij ook wat de christenen zou overkomen vanaf de tijd dat Hij van hen zou worden weggenomen tot zijn wederkomst met grote macht en heerlijkheid om hen te verlossen. Van de top van de Olijfberg zag Jezus de stormen die kort daarna over de apostolische gemeente zouden losbarsten en toen Hij verder in de toekomst keek, zag Hij de zware, vernietigende orkanen die zijn volgelingen in de eeuwen van duisternis en vervolging zouden treffen. In enkele korte uitspraken met een ontzettende betekenis voorzegde Hij welk lot de machthebbers van deze wereld aan Gods gemeente zouden toebedelen (Matteüs 24:9,21,22). De volgelingen van Christus zouden hetzelfde pad van vernedering, spot en lijden als hun Meester moeten betreden. De vijandschap die was ontbrand tegen de Verlosser van de wereld zou ook al zijn volgelingen ten deel vallen. 

De geschiedenis van de eerste gemeente bewijst dat de woorden die Christus had uitgesproken in vervulling zijn gegaan. De machten van de aarde en van de hel stelden zich in slagorde op tegen Christus in de persoon van zijn volgelingen. De heidenen wisten wel dat hun tempels en altaren zouden moeten verdwijnen als het evangelie zegevierde. Daarom bundelden zij al hun krachten om het christendom te vernietigen. Het vuur van de vervolging werd ontstoken. Christenen werden van hun bezittingen beroofd en uit hun woningen verdreven. Zij hebben vaak moeten lijden (Hebreeën 10:32). Zij „hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap" (Hebreeën 11:36). Zeer velen bezegelden hun getuigenis met hun bloed. Edelen en slaven, armen en rijken, geleerden en ongeletterden werden zonder onderscheid genadeloos afgeslacht. 

Deze vervolgingen begonnen onder Nero omstreeks de tijd van Paulus' marteldood en werden met afwisselende hevigheid eeuwenlang voortgezet. De christenen werden ten onrechte beschuldigd van de ergste misdaden en men beweerde dat zij de oorzaak waren van grote rampen, zoals hongersnoden, epidemieën en aardbevingen. Terwijl ze het mikpunt werden van volkshaat en achterdocht, stonden verklikkers klaar om onschuldige mensen tegen betaling te verraden. Ze werden veroordeeld omdat ze in opstand zouden zijn gekomen tegen de keizer of omdat men ze als vijanden van de godsdienst en als een plaag voor de gemeenschap beschouwde. Een zeer groot aantal werd voor de wilde dieren geworpen of levend verbrand in de amfitheaters. Sommigen werden gekruisigd; anderen werden in de huiden van wilde dieren gestoken en in de arena geworpen om door honden te worden verscheurd. Vaak was hun straf de belangrijkste vermakelijkheid bij openbare feestelijkheden. Grote menigten kwamen bijeen om daarvan te genieten en ze reageerden met luid gelach en applaus bij het zien van hun doodsstrijd. 

Overal waar de volgelingen van Christus hun toevlucht zochten, werden ze als roofdieren opgejaagd. Ze moesten een schuilplaats zoeken in woeste en onherbergzame streken. Ze leefden „onder ontbering, verdrukking en mishandeling - de wereld was hunner niet waardig - zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde" (vers 37,38). Duizenden vonden een schuilplaats in de catacomben. Onder de heuvels buiten Rome waren lange galerijen in de aarde en in het gesteente uitgegraven. Deze donkere doolhof van gangen strekte zich kilometers ver buiten de stadsmuren uit. In deze onderaardse schuilplaatsen begroeven de volgelingen van Christus hun doden en daar vonden ze ook een tehuis wanneer ze werden verdacht en vogelvrij waren verklaard. Wanneer de Levengever de gelovigen die de goede strijd hebben gestreden uit de doden zal doen opstaan, zullen velen die om Christus' wil de marteldood zijn gestorven uit deze donkere spelonken te voorschijn komen.

Ondanks de zware vervolgingen bewaarden deze getuigen voor Christus hun geloof onbevlekt. Hoewel ze alle comfort moesten ontberen, van het zonlicht waren afgesloten en in de donkere, maar veilige schoot der aarde een schuilplaats moesten vinden, klaagden ze niet. Met woorden van geloof, geduld en hoop moedigden ze elkaar aan om stand te houden in de nood en in de ontberingen. Het verlies van alle aardse bezittingen kon hen er niet toe brengen hun geloof in Christus te verzaken. De beproevingen en vervolgingen waren slechts de treden die hen dichter bij hun eeuwige rust en beloning brachten.

 Zoals Gods boodschappers in het verleden hebben velen „zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben" (vers 35). Zij herinnerden zich de woorden van de Meester, die had gezegd dat wanneer ze om zijn wil vervolgingen moesten lijden, ze zich uitermate moesten verblijden, omdat hun loon in de hemel zeer groot zou zijn. De profeten vóór hen waren immers ook zo vervolgd. Ze waren blij dat ze waardig gekeurd waren om voor de waarheid te lijden. Te midden van de knetterende vlammen zongen ze triomfliederen. Ze keken in geloof naar omhoog; ze zagen hoe Christus en de engelen over de muren van de hemel leunden, met de grootste belangstelling op hen neerzagen en hun standvastigheid met goedkeuring gadesloegen. Er kwam een stem tot hen van de troon van God: „Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens" (Openbaring 2:10). 

Satans pogingen om de gemeente van Christus door geweld te vernietigen waren tevergeefs. De grote strijd waarin de volgelingen van Christus het leven lieten, hield niet op toen deze trouwe vaandeldragers op hun posten sneuvelden. Ze overwonnen door de nederlaag. Gods werklieden werden gedood, maar zijn werk ging steeds vooruit. Het evangelie werd steeds meer verspreid en het aantal aanhangers nam voortdurend toe. Het drong door tot gebieden die zelfs voor de Romeinse adelaars ontoegankelijk waren. Een christen zei tot de heidense machthebbers die de vervolgingen met kracht wilden voortzetten: „Jullie mogen ons doden, martelen, veroordelen... Jullie onrechtvaardigheid is een bewijs van onze onschuld... En ook jullie wreedheid baat jullie niets." Het was een bewijs te meer om anderen van de waarheid te overtuigen. „Hoe meer we door jullie worden neergemaaid, hoe meer we in aantal zullen toenemen; het bloed van de christenen is als zaad." (Tertullianus, Apology, par. 50). 

Duizenden werden gevangen genomen en ter dood gebracht, maar anderen stonden op en namen hun plaats in. En zij die om hun geloof de marteldood stierven, waren veilig in Christus en werden door Hem als overwinnaars beschouwd. Ze hadden de goede strijd gestreden en zullen de krans der rechtvaardigheid ontvangen wanneer Christus terugkomt. Het lijden dat ze moesten doorstaan bracht de christenen dichter tot elkaar en tot hun Verlosser. Het voorbeeld van hun leven en het getuigenis van hun sterven waren een voortdurende belijdenis van de waarheid. Waar men dat het minst verwachtte, verlieten Satans onderdanen zijn dienst en schaarden zich onder de banier van Christus. 

Om met meer succes tegen Gods heerschappij te strijden, plantte Satan zijn banier in Christus' gemeente. Als de volgelingen van Christus konden worden bedrogen en ertoe konden worden gebracht God te mishagen, zou hun kracht, vastberadenheid en standvastigheid bezwijken en zouden ze een gemakkelijke prooi worden. 

De grote tegenstander probeerde nu met sluwheid te bereiken wat hij niet met geweld had kunnen doen. De vervolgingen hielden op en de gevaarlijke verleiding van materiële voorspoed en wereldse eer kwamen ervoor in de plaats. Afgodendienaars namen een deel van het christelijk geloof aan, maar verwierpen andere grondwaarheden. Ze beweerden Jezus te aanvaarden als de zoon van God en in zijn dood en opstanding te geloven, maar waren niet overtuigd van hun zonde en hadden ook geen behoefte aan berouw of inkeer. Ze deden enkele toegevingen en stelden voor dat de christenen dat ook maar moesten doen, zodat allen één zouden zijn in het geloof in Christus. 

De gemeente was nu in zeer groot gevaar. De gevangenis, de folteringen, de brandstapel en het zwaard waren zegeningen vergeleken met deze nieuwe toestand. Sommige christenen bleven de waarheid trouw en wilden van geen compromis weten. Anderen wilden wel enkele geloofspunten laten vallen of veranderen om tot een eenheid te komen met de half bekeerde heidenen. Ze hoopten daarmee de heidenen volledig te bekeren. Het was een moeilijke tijd voor de ware volgelingen van Christus. Onder de dekmantel van een schijnchristendom drong Satan de gemeente binnen om hun geloof te verzwakken en hun geest af te keren van het Woord der waarheid. 

De meeste christenen stemden er op de duur mee in, water in de wijn te doen en er kwam een eenheid tot stand tussen het christendom en het heidendom. Hoewel de afgodendienaars zogenaamd waren bekeerd en zich bij de gemeente aansloten, bleven ze toch hun afgodendienst trouw en verwisselden ze alleen de voorwerpen van hun verering voor beelden van Jezus en zelfs van Maria en de heiligen. De bedorven zuurdesem van de afgodendienst die op deze manier in de gemeente werd binnengebracht, zette zijn verderfelijk werk voort. Verkeerde leerstellingen, bijgelovige gebruiken en afgodische praktijken werden in de geloofsbelijdenis en in de eredienst opgenomen. Naarmate de volgelingen van Christus zich aansloten bij de afgodendienaars, werd de christelijke godsdienst ondermijnd en verloor de gemeente haar reinheid en kracht. Er waren echter enkelen die niet door deze dwalingen werden misleid. Zij bleven trouw aan de Bron van waarheid en dienden alleen hun God. 

Men heeft de mensen die zich volgelingen van Christus noemen altijd in twee groepen kunnen verdelen. Terwijl de ene groep mensen het leven van Jezus overdenkt, oprecht hun gebreken wil verbeteren en het grote Voorbeeld wil navolgen keert de andere groep zich af van de eenvoudige, praktische waarheden die hun dwalingen aan het licht brengen. Zelfs in haar beste dagen bestond de gemeente niet volledig uit ware, zuivere, oprechte gelovigen. Onze Verlosser leerde dat zij die zich moedwillig aan de zonde overgeven niet in de gemeente mogen worden opgenomen. En toch ging Hij om met mensen die karakterfouten hadden en schonk Hij hun de zegeningen van zijn leer en zijn voorbeeld, zodat ze de kans kregen hun eigen gebreken in te zien en te verbeteren. Onder de twaalf apostelen was er een verrader. Judas werd niet wegens, maar ondanks zijn karakterfouten aangenomen. Hij werd onder de discipelen opgenomen, zodat hij door de leer en het voorbeeld van Christus zou kunnen leren wat een christelijk karakter is en op die manier zijn fouten zou inzien, tot inkeer zou komen en door Gods genade zijn ziel zou reinigen door „de waarheid gehoorzaam te worden". Maar Judas wandelde niet in het licht dat hem zo genadig werd geschonken hij gaf zich over aan de zonde en lokte zodoende de verleidingen van Satan uit. Zijn slechte karaktertrekken kregen de overhand. Hij liet zijn geest door de machten van de duisternis beheersen, hij werd kwaad wanneer zijn fouten werden veroordeeld en zo kwam hij tot zijn vreselijke misdaad: hij verraadde zijn Meester. Op dezelfde wijze haten de mensen die met een schijn van godsvrucht het kwaad liefhebben de anderen die hun vrede verstoren omdat ze hun zondig leven veroordelen. Wanneer zich een gunstige gelegenheid voordoet, zullen ze, zoals Judas, degenen verraden die hen in hun eigen belang wilden terechtwijzen. 

De apostelen ontmoetten in de gemeente mensen die deden alsof ze godvruchtig waren, terwijl ze heimelijk de zonde liefhadden. Ananias en Sapphira waren bedriegers, die deden alsof ze alles aan God gaven, terwijl ze uit begeerte een deel voor zichzelf achterhielden. De Geest der waarheid openbaarde het ware karakter van deze huichelaars aan de apostelen en het oordeel van God zuiverde de gemeente van deze smet op haar reinheid. Dit duidelijke bewijs van de scherp waarnemende Geest van Christus in de gemeente verschrikte de schijnheiligen en boosdoeners. Ze konden niet lang omgaan met mensen die in hun leven en denken trouwe vertegenwoordigers van Christus waren. Toen zijn volgelingen beproevingen en vervolgingen moesten doorstaan, wilden alleen zij die bereid waren alles in de steek te laten voor de waarheid zijn volgelingen worden. Zolang de vervolgingen voortduurden, bleef de gemeente dan ook betrekkelijk zuiver. Maar toen die ophielden, sloten bekeerlingen die minder oprecht en toegewijd waren zich bij de gemeente aan en stond de weg open voor Satan om vaste voet te krijgen in de gemeente.

Maar er kan geen gemeenschap zijn tussen de Vorst van het licht en de vorst van de duisternis en er kan geen band bestaan tussen hun volgelingen. Toen de christenen begonnen om te gaan met mensen die maar half bekeerd waren van hun heidendom, sloegen ze een weg in die hen steeds verder van de waarheid wegleidde. Satan juichte dat het hem was gelukt zo'n groot aantal volgelingen van Christus te misleiden. Hij deed zijn macht nog meer over hen gelden en zette hen ertoe aan degenen die God trouw waren gebleven te vervolgen. Niemand was zó goed op de hoogte hoe men het christelijk geloof moest tegenwerken als juist zij die dit geloof eens hadden verdedigd; deze afvallige christenen bonden met hun half-heidense geestverwanten de strijd aan tegen de grondwaarheden. 

Zij die trouw wilden blijven, moesten een wanhopige strijd voeren om stand te houden tegen het bedrog en de gruwelen die in priestergewaden vermomd de gemeente binnenslopen. De Bijbel werd niet aangenomen als de maatstaf voor het geloof. De leer van de Godsdienstvrijheid werd als een ketterij bestempeld en haar verdedigers waren gehaat en werden vervolgd. 

Na een lange, zware strijd besloten de weinige getrouwen elke band met de afvallige kerk te verbreken als ze bleef weigeren zich van valse leerstellingen en afgodendienst te zuiveren. Zij zagen in dat een scheiding absoluut noodzakelijk was, als ze gehoorzaam wilden blijven aan het Woord van God. Ze durfden geen dwalingen te dulden die noodlottig zouden zijn voor hun eigen geestelijk leven en wilden geen voorbeeld geven dat het geloof van hun kinderen en kleinkinderen in gevaar zou brengen. Om de vrede en de eenheid te behouden, waren ze bereid elke toegeving te doen die verenigbaar was met hun getrouwheid aan God, maar ze meenden ook dat zelfs de vrede te duur betaald was als er beginselen voor moesten worden opgeofferd. Als de eenheid alleen bereikt kon worden door geschipper met de waarheid en gerechtigheid, moest er maar liever onenigheid en zelfs openlijke vijandschap zijn. 

Het zou de gemeente en de wereld ten goede komen als de beginselen die deze standvastige mensen motiveerden, werden aangemoedigd bij degenen die zich Gods volk noemen. Er heerst een verontrustende onverschilligheid tegenover de leerstellingen die de pijlers van het christelijk geloof zijn. De mening als zouden deze niet van levensbelang zijn, wint steeds meer veld. Deze ontaarding moedigt Satans medewerkers aan, zodat valse theorieën en verderfelijke misleidingen, waarvoor de gelovigen in vroegere eeuwen hun leven in gevaar wilden brengen om ze te bestrijden en te veroordelen, nu gunstig worden onthaald door duizenden mensen die beweren dat ze volgelingen van Christus zijn. 

De eerste christenen waren inderdaad een groep eigenaardige mensen. Hun onberispelijk gedrag en hun onwankelbaar geloof waren een voortdurende aanklacht die de rust van de zondaren verstoorde. Hoewel ze gering in aantal waren en geen rijkdom, aanzien of eretitels bezaten, waren ze overal waar hun karakter en leer bekend werden een verschrikking voor de boosdoeners. Daarom werden ze door de goddelozen gehaat zoals Abel werd gehaat door de goddeloze Kaïn. Om dezelfde reden waarom Kaïn zijn broer Abel doodde, brachten ook degenen die de beteugeling van de Heilige Geest van zich af wilden schudden Gods volk om het leven. Om dezelfde reden verwierpen en kruisigden de Joden de Heiland - omdat de reinheid en heiligheid van zijn karakter een voortdurende aanklacht waren tegen hun zelfzucht en verdorvenheid. Vanaf de tijd van Christus tot heden hebben zijn trouwe volgelingen de haat en tegenwerking opgewekt van de mensen die de paden der zonde liefhebben en bewandelen. 

Hoe kan men het evangelie dan een vredesboodschap noemen? Toen Jesaja de geboorte van de Verlosser aankondigde, gaf hij Hem de titel „Vredevorst". Toen de engelen de geboorte van Christus aan de herders meedeelden, zongen ze boven de velden van Bethlehem: „Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens" (Lucas 2:14). Er is een schijnbare tegenstrijdigheid tussen deze profetische verklaringen en de woorden van Christus: ,,Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard" (Matteüs 10:34). Maar als men deze twee uitspraken goed begrijpt, stemmen ze volkomen met elkaar overeen. Het evangelie is een vredesboodschap. Het christendom is een stelsel dat indien het wordt aanvaard en nageleefd, vrede, harmonie en geluk over de hele aarde zal verspreiden. De godsdienst van Christus verenigt allen die zijn leerstellingen aannemen met de nauwe banden van een broederschap. Christus wilde de mensen met God - en dus ook met elkaar - verzoenen. Maar de wereld staat onder de heerschappij van Satan, Christus' meest onverzoenlijke vijand. Het evangelie stelt de mensen levensprincipes voor die helemaal in strijd zijn met hun gewoontes en verlangens en daarom verzetten ze zich er tegen. Ze haten de reinheid die hun zonden aan het licht brengt en veroordeelt en ze vervolgen en vermoorden degenen die hen trachten te overtuigen van zijn rechtvaardige en heilige eisen. De verheven waarheden die het christendom verkondigt, brengen haat en twist en daarom wordt het evangelie een zwaard genoemd. 

De ondoorgrondelijke beschikking van God waardoor Hij toelaat dat de rechtvaardigen verdrukking lijden door de wreedheid van de goddelozen heeft velen die zwak staan in hun geloof voor onoplosbare problemen gesteld. Sommigen zijn zelfs bereid hun vertrouwen in God te laten varen omdat Hij toestaat dat de ergste ongelovigen voorspoed hebben, terwijl de beste en reinste gelovigen worden gekweld en gemarteld door hun wrede macht. „Hoe kan Iemand, die rechtvaardig, barmhartig en almachtig is zo'n onrechtvaardigheid en verdrukking toestaan?", vragen ze. Deze vraag mag ons niet verontrusten. God heeft ons genoeg bewijzen van zijn liefde gegeven en we mogen zijn goedheid niet in twijfel trekken omdat we de werking van zijn voorzienigheid niet begrijpen. Christus wist welke twijfel hun ziel in de dagen van duisternis en beproevingen zou benauwen en heeft deze woorden tot zijn discipelen gesproken: „Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen" (Johannes 15:20). Jezus heeft meer voor ons geleden dan één van zijn volgelingen ooit zal kunnen lijden door de wreedheid van slechte mensen. Zij die folteringen en de marteldood moeten ondergaan, lopen slechts in de voetsporen van Gods geliefde Zoon.

 „De Here talmt niet met de belofte" (2 Petrus 3:9). Hij vergeet noch verlaat zijn kinderen, maar laat de ongelovigen hun ware aard tonen, zodat niemand die zijn wil wenst te doen zich hoeft te vergissen. De rechtvaardigen worden ook in het vuur van de verdrukking geplaatst, opdat zij zelf gelouterd zouden worden, hun voorbeeld anderen van de echtheid van hun geloof en godsvrucht zou overtuigen en hun standvastige houding de goddelozen en ongelovigen zou veroordelen. God laat toe dat de ongelovigen voorspoed hebben en hun vijandschap tegenover Hem openbaren, zodat wanneer zij de maat van hun ongerechtigheid hebben vol gemaakt, allen Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid zullen erkennen wanneer ze definitief vernietigd worden. De dag van zijn toorn nadert snel; op die dag zullen allen die zijn wet hebben overtreden en zijn volk hebben verdrukt het rechtvaardige loon voor hun werken ontvangen en zal wreedheid en elk onrecht tegenover Gods trouwe kinderen worden gestraft alsof deze daden Christus zelfwaren aangedaan. 

Er is een andere, belangrijkere vraag die de kerken van vandaag zou moeten bezighouden. De apostel Paulus zegt: „Allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden" (2 Timoteüs 3:12). Waarom schijnen de vervolgingen dan grotendeels te zijn ingesluimerd? De enige reden daarvoor is het feit dat de gemeente zich aan de wereld heeft aangepast en daardoor geen verzet meer uitlokt. De godsdienst van de mensen in onze tijd heeft niet het reine en heilige karakter dat het christelijk geloof in de tijd van Christus en zijn apostelen kenmerkte. Het is alleen te wijten aan de geest van geschipper met de zonde, aan het feit dat de grote waarheden uit Gods Woord met zoveel onverschilligheid worden beschouwd en er zo weinig ware godsvrucht is in de gemeente, dat het christendom ogenschijnlijk zo populair is in de wereld. Maar als er weer een herleving komt van het geloof en de kracht van de eerste gemeente zal de geest van vervolging weer worden aangewakkerd en het vuur van de vervolgingen opnieuw worden ontstoken. 

De Grote Strijd, De vervolgingen in de eerste eeuw, E.G. White, Veritas, 1985, p.36.

bottom of page