top of page

De Grote Strijd

​

3. Het verlossingsplan

Deel 1

De mens was in opstand gekomen tegen God. De wet van de liefde die voor alle schepselen vrijheid en leven verzekert, had de mens overtreden; hij was zondaar geworden. Door te zondigen had hij zich gekeerd tegen het leven, tegen de vrijheid en de liefde. Van nu aan zou hij geneigd zijn te leven voor zichzelf ten koste van de andere, ten koste van de schepping. Indien ze de kans ertoe kreeg zou de zonde, uiteindelijk de schepping en het leven zelf vernietigen. 
De Bijbel toont de ware aard en kracht van de zonde in het leven van de mens, hoe snel ze bezit neemt van het hart en het door en door verderft. Daarvan getuigt reeds de moord op Abel door zijn broer Kaïn. Daarvan getuigt de noodzaak van de zondvloed om het kwaad te stoppen van de mens “waarvan de gedachten van het hart elke dag alleen maar slecht waren” Genesis 6:5. Daarvan getuigt de kruisiging van Gods Zoon door een wereld die Zijn licht niet kon verdragen en omwille van de zonde liever in de duisternis wandelde. (Johannes 1:9; 3:19, 20). De Bijbel beschrijft het werk van de zonde in de laatste dagen: “En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken. Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede, verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God. Zij hebben een schijn van godsvrucht maar hebben de kracht ervan verloochend” 2 Timotheus 3:1-5.

De hele menselijk geschiedenis en niet in het minst de huidige wereld getuigt van de waarheid van deze Bijbelse woorden. Het besef van de verstrekkende gevolgen van de zonde doet ons begrijpen waarom de wet van God zo streng is voor de zondaar. Vóór de zonde had God Adam gewezen op de ernst van de overtreding; “U mag niet eten van de boom van kennis van goed en kwaad, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven” Genesis 2:17. Uit deze woorden had Adam moeten beseffen dat er in het universum absoluut geen plaats is voor de zonde want zonde zou alles teniet doen. 
De wet van God is bedoeld om het leven te beschermen, de vrijheid te verzekeren en de liefde te laten heersen, daarom eist de wet het leven van de zondaar omdat die dit alles verhindert en vernietigt. 
Maar God die liefde is wilde de zondaar niet verliezen, Hij wilde Hem verlossen van zijn schuld en van de macht die de zonde over hem had. Hoe kon God dit doen zonder tegen Zijn eigen wet in te gaan? 

In samenspraak met Zijn Zoon ontwierp God het verlossingsplan. 
In heel het universum was er slechts één die ten behoeve van de mens aan de eisen van de wet kon voldoen. Gods wet is even heilig als God zelf, daarom kan slechts één aan God gelijk, verzoening doen voor de overtreding ervan. Die ene was Hij die alles had geschapen. Alleen Christus kon de gevallen mens verlossen van de vloek van de wet en hem weer in harmonie brengen met de hemel. 

 

Wanneer heeft God het plan voor de verlossing en verzoening van de mens gemaakt?

  • Openbaring 13:8 "En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af."


Het verlossingsplan werd niet bedacht nadat de eerste mens had gezondigd. Al vanaf de grondlegging van de wereld was de Zoon van God gekend als “het Lam dat geslacht is, het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt” Johannes 1:29.

God had voorzien dat de mens zou zondigen en in Zijn voorzienigheid beslist Zichzelf in Zijn Zoon voor de mens te geven. 

De apostel Petrus bevestigt dit wanneer hij spreekt over Christus het “onbevlekte Lam”,  “Hij is wel van tevoren gekend, voor de grondlegging van de wereld”  1 Petrus 1:19, 20

Op grond van dit voornemen van God om door het bloed van Christus verlossing te bewerken is Christus de eeuwige Middelaar van de mens vanaf de eerste zonde (Hebr. 7:17).

​

Wat dreef God ertoe tot dit grote offer te beslissen?

  • Johannes 3:16 “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” 

 

“Want de liefde is sterk als de dood,
de hartstocht onstuitbaar als het graf.
Haar vonken zijn vurige vonken,
vlammen van de Heere.” Hooglied 8:6, 7

Hoe ondoorgrondelijk is het verlossingsplan! Hoe groot de liefde van God voor een wereld die Hem niet liefhad! Wie beseft de diepte van deze liefde, die alle kennis te boven gaat (Efeze 3:16-19)?

 

Tot welke diepte is Christus gegaan om de schuld van de zondaar te betalen, verzoening mogelijk te maken en de macht van de zonde te breken? 

  • Filippenzen 2:5-8 "God zijnde, heeft Hij Zichzelf ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als mens bevonden, heeft Hij zichzelf vernederd  en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de kruisdood.” 

 

Met welke woorden maakt Jezus zelf duidelijk dat Hij “Zichzelf ontledigd” heeft van Zijn goddelijke kracht?

  • Johannes 8:28; 14:10  “U zult inzien dat ik vanuit Mijzelf niets doe, maar dat Ik die dingen spreek zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen… De Vader Die in Mij blijft, Die doet de werken.” 

​

Jezus was gekomen om ons te tonen hoe we in eenheid konden leven met de Vader en van Hem kracht kunnen ontvangen om de zonde te weerstaan en Zijn wil te doen. Om een volkomen voorbeeld te zijn was het nodig dat Hij afstand deed van Zijn goddelijke kracht. Daarom kan Hij tot ons zeggen, “overwin zoals Ik overwonnen heb.” Openbaring 3:21.

​

Wat betekende de kruisdood voor Jezus? 

  • Jesaja 53:5 “Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.”

​

Wat was de straf die ons de vrede aanbrengt?

  • Hebreeën 2:9 “Jezus, die voor korte tijd minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de genade van God voor allen de dood zou proeven.” 

​

Hoe wordt deze straf nog genoemd?

  • Galaten 3:13 “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan het hout hangt.” 

​

Op welke wijze ervoer Jezus deze vloek?

  • Mattheüs 27:46 “Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”

​

De straf voor de zonde is de eeuwige dood, de eeuwige scheiding van God. Het is deze eeuwige scheiding die Christus voor ons allen heeft gesmaakt. 
We kunnen onmogelijk ten volle begrijpen wat dat voor de Godheid heeft betekend. Daar aan het kruis ervoer Christus wat het betekent voor eeuwig door God verlaten te zijn. Hij die altijd één was geweest met de Vader was nu de verworpene, de vervloekte geworden in de plaats van de zondaar.

Wat bracht deze verlatenheid bij Christus teweeg?

  • Psalm 22:15; 69:21 “Als water ben ik uitgestort, ontwricht zijn al mijn beenderen, mijn hart is als was, het is gesmolten diep in mijn binnenste…smaad heeft mijn hart gebroken” 

​

Deze profetische woorden, die verwijzen naar de ervaring van Christus aan het kruis, onthullen de ware oorzaak van het sterven van Jezus. De scheiding met de Vader, veroorzaakt door het dragen van de straf voor de zonde, brak het hart van de Zoon van God. 

Wat heeft Christus door Zijn offer terug mogelijk gemaakt?

  • Hebreeën 10:19-22 “Wij hebben vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees…laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart.” 

​

Paulus gebruikt hier de taal van het heiligdom om duidelijk te maken dat we door Christus terug toegang hebben tot alle onuitputtelijke bronnen van genade die van God uitgaan. Hierdoor kunnen we terug wandelen als kinderen van God, vergeven en vrijgemaakt van de macht van de zonde.

Wat kan Christus op grond van Zijn offer altijd voor ons doen?

  • Hebreeën 7:25 “Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten” 

 

Door Zijn offer heeft Christus aan de eis van de wet voldaan en ieder die dat offer aanneemt pleit Christus onschuldig voor de Vader. De Vader ziet ons door Christus als hadden wij nooit gezondigd. Meer nog, door Zijn bemiddeling ontvangen wij steeds opnieuw kracht om de zonde te overwinnen en te leven als kinderen en burgers van het hemelse koninkrijk verlost van de macht van het kwade.

Het verlossingsplan heeft voorzien in een volmaakte Middelaar, onze Hogepriester Jezus, de brug tussen de mens en God. Wat zegt de Bijbel over deze Hogepriester?

“Want wij hebben geen Hogepriester die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een die in alles op dezelfde wijze als wij verzocht is geweest maar zonder zonde” Hebreeën 4:15

​

Welke bijzondere mogelijkheden zijn ons daardoor gegeven?

  • Hebreeën 4:16 “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip” 

​

Bovenstaande teksten maken duidelijk dat we door het offer - menswording, leven en dood van Jezus -  niet alleen vergeving ontvangen maar ook overwinning over het kwaad; We zijn niet alleen verlost van de schuld maar ook van de macht van de zonde. 

​

Welke bijzondere hulp kunnen we door het offer en middelaarschap van Jezus verkrijgen?

  • Johannes 14:16-17 “En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid”

 

Het is de aanwezigheid van de Heilige Geest in ons leven die alles wat het verlossingsplan beoogt – het herstel van Gods beeld in de mens – verwezenlijkt in ons.

 

Wat ervaren we wanneer we de werking van Gods Geest toelaten in ons leven?

Galaten 5:16 - 23 “Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees (zonde) niet volbrengen…De vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Daartegen richt de wet zich niet” 

​

In welke daden komen deze eigenschappen van de Geest tot uitdrukking?

  • Mattheüs 25:35-36 “Ik had honger en u hebt mij te eten gegeven, Ik had dorst en u hebt mij te drinken gegeven, Ik was een vreemdeling en u hebt mij gastvrij onthaald, Ik was naakt en u hebt mij gekleed, Ik ben ziek geweest en u hebt mij bezocht. Ik was in de gevangenis en u bent bij mij gekomen” 

 

Door het verlossingsplan worden we terug in staat gesteld het hart van Gods wet te vervullen; God lief te hebben en de naaste als onszelf.

De uitwerking van het verlossingsplan openbaart niet alleen aan de mensen maar ook aan de engelen, het karakter van God, en door de eeuwen heen zal het kwaadaardige karakter van de zonde begrepen worden door de hoge prijs die de Vader en de Zoon hebben betaald voor de verlossing van de opstandige mens. In Christus, het Lam dat geslacht is van de grondlegging van de wereld af, zullen alle schepselen de tekenen van de vloek aanschouwen, en engelen zowel als mensen zullen de Verlosser eer en heerlijkheid toedichten, door wie allen voor eeuwig gevrijwaard zijn van opstand en afvalligheid.  De doeltreffendheid van het kruis zal de verlosten bewaren voor het gevaar van een tweede val. Door het leven en de dood van Christus zijn de misleidingen van de Satan op een doeltreffende wijze ontmaskerd en al zijn aanspraken zijn weerlegd. Het offer van Christus voor een gevallen wereld trekt niet alleen de mens maar ook de engelen met onbreekbare liefdekoorden tot een onvergankelijke eenheid. {BEcho, July 15, 1893 par. 4}  

Het kruis waarop God Zijn leven heeft gegeven voor het herstel van de mensheid staat te midden van deze wereld als een getuigenis die elke overtreder van Gods wet veroordeelt. Satan doet er alles voor om dit grote verzoenend offer voor de wereld verborgen te houden. Zo slaagt hij erin de openbaring van Gods liefde en de bindende eisen van Zijn wet te verdoezelen. Met alle macht verzet hij zich tegen het werk van Christus. Zijn medewerkers, de gevallen engelen, werken samen met kwaadgezinde mensen om Gods liefdewerk teniet te doen. Maar terwijl zij hun werk uitvoeren, verenigen de hemelse machten zich met Gods kinderen in het werk voor het herstel. De komende Bijbellezingen geven een duidelijk beeld van deze strijd doorheen de geschiedenis tot op vandaag. 
Dit verslag van de strijd tussen Christus en Satan waarbij wij betrokken zijn, zal ons helpen om beter inzicht te krijgen in de manier waarop God met ons wilt werken naar de overwinning en het herstel. Het zal ons beter doen begrijpen hoe de vijand werkt en wat zijn listen zijn zodat wij er kunnen aan ontkomen. 

 

Het verlossingsplan maakt eens en voor altijd duidelijk dat God rechtvaardig en barmhartig is. Wanneer de strijd zal gestreden zijn en de overwinning behaald zal er in het universum nooit meer opstand zijn.

 

Gods kinderen moeten niet verwachten dat zij het in dit leven gemakkelijk zullen hebben. Er moet strijd gevoerd worden. “Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten” Efeziërs 6:12. We worden in deze strijd niet alleen gelaten. Jezus is de kapitein van onze verlossing. Hij bekleedde Zijn goddelijkheid met de mensheid, en kwam om te strijden als mens, zodat wij zouden leren hoe de strijd van de Here te strijden en te overwinnen. “En God zij dank, Die ons in Christus altijd doet zegevieren” 2 Korintiërs 2:14 

 

Het verlossingsplan maakt eens en voor altijd duidelijk dat God rechtvaardig en barmhartig is. Wanneer de strijd zal gestreden zij en de overwinning behaald zal er in het universum nooit meer opstand zijn.

​

Deel  2

De val van de mens vulde heel de hemel met smart. De wereld, die God gemaakt had, was misvormd door de vloek der zonde, en haar inwo­ners waren gedoemd tot ellende en dood. Er scheen geen uitweg voor hen die de wet hadden overtreden. Engelen zwegen. 
Er heerste rouw in de he­mel over de jammer, veroorzaakt door de zonde. De Zoon van God, de majesteitelijke Bevelhebber van de hemel, was met medelijden bewogen voor het gevallen mensdom. Zijn hart was vol medeleven toen Hij de jammer van de verloren wereld zag. Goddelijke liefde echter had een plan bedacht waardoor de mens gered kon worden.
Christus zou de schuld en de schande der zonde op Zich ne­men - zonde, zo stuitend voor een heilig God, dat deze een scheiding zou teweegbrengen tussen Vader en Zoon. Christus zou afdalen tot de diepte van ellende om het gevallen mensdom te redden.

Door de liefde van de Vader voor deze wereld werd het offer van Christus aanvaard.
God zou Zich openbaren in Christus, "de wereld met Zichzelf verzoe­nende". (Corinthiërs 5:19) De mens was dusdanig ontaard door de zonde, dat hij onmoge­lijk uit zichzelf in harmonie kon komen met Hem, die van karakter zuiver en goed is.
Maar nadat Christus de mens had verlost van de veroordeling der wet, kon Hij hem goddelijke kracht schenken om het menselijk pogen te steunen. Zo konden door berouw tot God en geloof in Christus de gevallen kinderen van Adam opnieuw "kinderen Gods" worden.

Het enige plan waardoor de zaligheid van de mens verzekerd kon worden, kostte de hemel een oneindig offer. De engelen konden zich niet verheugen toen Christus hun het verlossingsplan openbaarde, want ze za­gen dat de zaligheid van de mens hun geliefde Heer een onzegbaar leed zou kosten. Bedroefd en verwonderd luisterden ze naar Zijn woorden toen Hij hun vertelde dat Hij moest neerdalen uit de zuiverheid en vrede van de hemel, de heerlijkheid en vreugde en onsterfelijkheid ervan moes­ten verlaten om in aanraking te komen met de ontaarde wereld, om smart, schande en dood te ondergaan. Hij zou staan tussen de zondaar en de straf voor de zonde; toch zouden slechts weinigen Hem aannemen als de Zoon van God.
Hij zou Zijn hoge positie als de Majesteit van de hemel verlaten, op aarde verschijnen en zich vernederen als een mens, en door eigen erva­ring bekend worden met de smarten en verzoekingen waaraan de mens blootstond. Dit alles zou noodzakelijk zijn om "hun, die verzocht worden, te hulp" te "komen". (Hebreeën 2:18)
Wanneer Zijn taak als leraar volbracht zou zijn, moest Hij overgeleverd worden in de handen van goddeloze mensen, en onderworpen worden aan elke denkbare belediging en pijniging die satan kon uitdenken. Hij moest de pijnlijkste dood ondergaan, verhoogd tussen hemel en aarde als een schuldige zondaar. Hij moest lange uren van zielenpijn doormaken, zo verschrikkelijk dat de engelen het niet zouden kun­nen aanzien, maar hun gezichten zouden bedekken. Hij moest zielsangst doorstaan, wanneer Zijn Vader het aangezicht voor Hem zou verbergen, terwijl de schuld der overtreding - het gewicht van de zonden van de gehe­le wereld - op Hem zou rusten.

De engelen wierpen zich neer aan de voeten van hun Heer en bo­den aan, hun leven te geven als offer voor de mens. Maar het leven van een engel kon de schuld niet voldoen; alleen Hij, die de mens geschapen had, kon hem verlossen. Toch zouden de engelen een aandeel hebben in het verlossingsplan. Christus werd "voor een korte tijd beneden de engelen gesteld vanwege het lijden des doods". (Hebreeën 2:9)
Wanneer Hij de natuur van de mens op Zich zou nemen, zou Zijn kracht niet gelijk zijn aan de hunne, en zouden ze Hem dienen, om Hem te sterken en te bemoedigen in Zijn lij­den. Ze zouden ook "dienende geesten" zijn, uitgezonden om ten dienste te zijn van hen die het heil zouden "beërven".  Ze zouden de gelovigen bewaren voor de macht van boze engelen en voor de duisternis, waarin sa­tan hen wilde houden.
Wanneer de engelen het lijden en de vernedering van hun Heer zou­den aanschouwen, zouden ze vervuld worden met droefheid en veront­waardiging, en ze zouden wensen Hem uit de handen van Zijn moordenaars te verlossen; maar ze mochten niet tussenbeide komen om datgene wat ze zagen, te voorkomen. Het maakte deel uit van het verlos­singsplan, dat Christus zou lijden onder de smaad en spot van goddeloze mensen, en Hij was bereid dit alles te ondergaan om de mens te verlossen.
Christus verzekerde de engelen dat Hij velen door Zijn dood zou vrij­kopen, en hem die het geweld des doods had, zou vernietigen. Hij zou het koninkrijk dat de mens door overtreding had verloren, terugwinnen, en de verlosten zouden het samen met Hem beërven, om er voor altijd te wonen. Zonde en zondaars zouden uitgedelgd worden, om nooit weer de vrede van de hemel of van de aarde te verstoren. Hij vroeg de engelenschare in te stemmen met het plan waarin Zijn Vader had toegestemd, en zich te verblijden dat door Zijn dood de gevallen mens met God verzoend kon worden.
Nu vulde onuitsprekelijke blijdschap de hemel. De heerlijkheid van een verloste wereld overtrof zelfs de zielsangst en het offer van de Vorst van het leven. Door heel de hemel weerklonk het loflied dat eenmaal boven de velden rond Bethlehem gehoord zou worden: "Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen van welbehagen." (Hebreeën 1:14)
Met groter vreugde dan bij de schepping "juichten de Morgensterren tezamen, en jubelden al de zonen Gods". (Job 38:7)
De mens ontving de eerste heenwijzing naar de verlossing in het von­nis, uitgesproken over satan in de hof van Eden. De Here verklaarde: "Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, tussen uw zaad en haar zaad, dit zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de hiel vermorzelen." (Genesis 3:15) 

Terwijl er werd gesproken over strijd tussen de mens en satan, werd tevens verklaard dat de macht van de grote vijand eenmaal verbro­ken zou worden. 
 

Dit vonnis, over onze stamouders uitgesproken, was voor hen een belofte. Terwijl er werd gesproken over strijd tussen de mens en satan, werd tevens verklaard dat de macht van de grote vijand eenmaal verbro­ken zou worden. 
Adam en Eva stonden als misdadigers voor de rechtvaar­dige Rechter en wachtten op het vonnis, als gevolg van hun overtreding; maar alvorens ze de woorden hoorden die spraken van een leven van zwoegen en van smart, dat hun deel zou zijn, of de woorden dat ze tot stof zouden wederkeren, hoorden ze woorden die hun hoop schonken. Hoewel ze als gevolg van de macht van de vijand moesten lijden, konden ze uit­zien naar een toekomstige overwinning.

Toen satan hoorde dat er vijandschap zou bestaan tussen hem en tus­sen de vrouw, tussen zijn zaad en haar zaad, wist hij dat zijn werk om de menselijke natuur te verderven, onderbroken zou worden; dat op een of andere wijze de mens in staat gesteld zou worden om zijn macht te weer­staan. Toen het verlossingsplan meer volledig werd ontvouwd, verheugde satan zich echter met zijn engelen over het feit dat hij, na de val van de mens veroorzaakt te hebben, de Zoon van God kon neerhalen uit Zijn ver­heven positie. Hij verklaarde dat tot dusver zijn plannen succes hadden ge­had, en dat Christus bij Zijn komst als mens eveneens overwonnen kon worden, zodat op deze wijze de verlossing van het mensdom verhinderd kon worden.

Hemelse engelen maakten onze stamouders meer bekend aangaande het plan dat tot hun zaligmaking was uitgedacht. Adam en zijn metgezellin kregen de verzekering dat ze, ondanks hun grote zonde, niet aan de macht van satan zouden worden overgelaten. De Zoon van God had aangeboden een verzoening tot stand te brengen ten koste van Zijn eigen leven, ter wil­le van hun overtreding. Een proeftijd zou hun worden geschonken, en door berouw en geloof in Christus zouden ze weer kinderen van God kunnen worden.

Het offer, als gevolg van hun overtreding, openbaarde aan Adam en Eva het heilig karakter van Gods wet; en ze zagen als nooit tevoren de schuld van de zonde en haar rampzalige gevolgen. In hun zelfverwijt en smart smeekten ze dat de straf niet Hem zou treffen, wiens liefde de oor­zaak van hun vreugde was geweest; liever droegen zij en hun nakomelin­gen de straf. Ze kregen te horen dat de wet van God de grondslag van Zijn bestuur is in de hemel en op de aarde, en dat zelfs het leven van een engel niet aanvaard kon worden als offer voor de overtreding ervan.
Niet één van de geboden kon veranderd of weggedaan worden om de mens in zijn gevallen staat te helpen; maar Gods Zoon, die de mens had gescha­pen, kon een verzoening voor hem tot stand brengen. Zoals Adams over­treding jammer en dood had gebracht, zou het offer van Christus leven en onsterfelijkheid brengen.

Niet alleen de mens, ook de aarde kwam door de zonde in de macht van de boze en zou door het verlossingsplan hersteld worden. Bij zijn schepping kreeg Adam de heerschappij over deze aarde. Maar omdat hij bezweek voor de verleiding, kwam hij onder de macht van satan. "Door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men." (2 Petrus 2:19) 
Toen de mens de gevan­gene van satan werd, ging zijn heerschappij over in handen van zijn mees­ter. Zo werd satan de "god van deze wereld". Hij had onrechtmatig heerschappij verkregen over de aarde, die oorspronkelijk aan Adam gege­ven was. Maar Christus zou door Zijn offer, dat de straf voor de zonde be­taalde, niet alleen de mens verlossen, maar ook het gebied dat hij verloren had. Alles wat door de eerste Adam verloren ging, zal door de tweede Adam hersteld worden.

De profeet zegt: "En gij, Migdal-Eder, Ofel der dochter Sions, tot u zal genaken en komen de heerschappij van voorheen, het koningschap der dochter van Jeruzalem." (Micha 4:8) En de apostel Paulus ziet op de verlossing "van het volk, dat Hij Zich verworven heeft". (Efeze l:14)
God schiep de aarde als een woonplaats voor heilige, gelukkige wezens. De Here heeft de aarde geformeerd en haar gemaakt; "niet tot een baaierd heeft Hij haar gescha­pen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd." (Jesaja 45:18) Dat doel zal in vervulling gaan wanneer de aarde, vernieuwd door Gods macht, en bevrijd van zonde en smart, de eeuwige woonplaats van de verlosten wordt.

"De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer." (Psalm 37:29) "En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en Zijn dienstknechten zullen Hem vereren." (Openbaring 22:3)

In zijn staat van onschuld had Adam vrije omgang gehad met Zijn Maker; maar zonde had een scheiding veroorzaakt tussen God en de mens, en alleen de verzoening door Christus kon aan deze scheiding een einde maken en het schenken van zegeningen of zaligheid van de hemel naar de aarde mogelijk maken. De mens was nog steeds niet in staat rechtstreeks tot zijn Schepper te naderen, maar God zou door middel van Christus en engelen met hem omgaan. Zo werden aan Adam belangrijke voorvallen in de geschiedenis van de mensheid geopenbaard 
[1], vanaf de tijd dat het von­nis in Eden was uitgesproken tot de zondvloed, en daarna, tot de eerste komst van Gods Zoon.
Hij zag dat hoewel het offer van Christus voldoen­de was om heel de wereld te redden, velen een leven in de zonde zouden verkiezen boven het tonen van berouw en gehoorzaamheid. Misdaad zou in latere geslachten steeds toenemen, en de vloek der zonde zou steeds zwaarder rusten op het mensdom, op de dieren, en op de aarde.

Het leven van de mensen zou door de zonde verkort worden; ze zouden zowel licha­melijk als 

Het leven van de mensen zou door de zonde verkort worden; ze zouden zowel licha­melijk als geestelijk achteruitgaan, tot de wereld vervuld zou zijn met alle mogelijke ellende… En steeds zouden er enkelen zijn die een kennis over God zouden behouden, en onbesmet zouden leven te midden van een toenemende ongerechtigheid.
 

geestelijk achteruitgaan, tot de wereld vervuld zou zijn met alle mogelijke ellende. Door toe te geven aan eetlust en hartstochten zouden de mensen niet langer in staat zijn de grote waarheden van het verlossings­plan te bevatten. Toch zou Christus, op grond van het doel waarvoor Hij de hemel verliet, belang blijven stellen in de mens, en hem uitnodigen met zijn gebreken en tekortkomingen tot Hem te komen. Hij zou voorzien in het tekort van allen die in geloof tot Hem zouden komen. En steeds zouden er enkelen zijn die een kennis over God zouden behouden, en onbesmet zouden leven te midden van een toenemende ongerechtigheid.

Het offerstelsel werd door God ingesteld om de mens gedurig te her­inneren aan de zonde om daardoor deze te belijden en geloof te tonen in de beloofde Verlosser. Het was bedoeld om het gevallen mensdom te door­dringen van het feit dat zonde dood veroorzaakt. Voor Adam was het offe­ren van het eerste slachtoffer een pijnlijke aangelegenheid. Hij moest het leven nemen, dat alleen God kon geven. Voor de eerste maal aanschouwde hij de dood, en hij wist dat wanneer hij God gehoorzaamd had, er nooit een mens of dier zou zijn gestorven.

Toen hij het onschuldige offer dood­de, beefde hij bij de gedachte dat zijn zonde het leven kostte van het vlek­keloze Lam van God. Dit schouwspel bracht hem tot een levendiger besef van de grootte van zijn schuld, die alleen door de dood van Gods geliefde Zoon kon uitgedelgd worden. En hij verwonderde zich over de Oneindige Goedheid die zo'n losprijs wilde betalen om de schuldigen te redden. Een ster van hoop verlichtte het duister van de verschrikkelijke toekomst, en verlichtte de wanhoop ervan.

In het verlossingsplan lag echter meer opgesloten dan alleen de zalig­heid van de mens. Niet alleen voor dit doel kwam Christus naar deze aar­de; het was niet om alleen aan de bewoners van deze kleine planeet de wet van God in haar ware licht te openbaren; maar het was om Gods karakter voor heel het heelal te rechtvaardigen.
Naar dit gevolg van Zijn offer  zag de Heiland heen toen Hij kort voor Zijn kruisdood zei: "Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken." (Johannes 12:31,32)
Door de dood van Christus zou niet alleen de hemel weer openstaan voor de mens, maar voor het ganse heelal zouden God en Zijn Zoon gerechtvaardigd worden ten opzichte van hun handelwijze met sa­tan. De eeuwigheid van Gods wet zou bevestigd worden, en de aard en de gevolgen van de zonde zouden geopenbaard worden.

Vanaf het begin ging de strijd om de wet van God. Satan had gepro­beerd aan te tonen dat God onrechtvaardig, dat Zijn wet gebrekkig was, en dat het welzijn van het universum eiste dat deze veranderd zou worden. Door de wet aan te vallen was het zijn bedoeling het gezag van de Maker ervan omver te werpen. In deze strijd zou getoond worden of de goddelij­ke wet gebrekkig was en veranderd moest worden, ofwel dat deze vol­maakt en onveranderlijk was.

​

De grote strijd, die in de hemel was begonnen, zou op deze wereld beslist worden, op het terrein dat satan als zijn eigendom beschouwde.

Toen satan uit de hemel verdreven was, besloot hij deze aarde tot zijn rijk te maken. En toen hij Adam en Eva met succes verzocht had, dacht hij dat hij deze wereld in zijn macht had; "want," zei hij, "ze hebben mij ge­kozen als heerser". Hij beweerde dat de zondaar onmogelijk vergiffenis kon ontvangen; dat daarom de gevallen mens zijn rechtmatige onderdaan was, en dat de wereld hem toebehoorde. God echter gaf Zijn geliefde Zoon - die aan Hem gelijk was - om de straf van de overtreding te dragen, en verschafte op deze wijze een mogelijkheid waardoor de mens opnieuw Zijn gunst kon bezitten, en de weg naar zijn verloren tehuis kon terugvin­den. Christus nam op Zich de mens te verlossen en de wereld te bevrijden uit de greep van satan. De grote strijd, die in de hemel was begonnen, zou op deze wereld beslist worden, op het terrein dat satan als zijn eigendom beschouwde.

Heel het universum verbaasde zich dat Christus Zich zou vernederen om de gevallen mens te redden. Dat Hij, die de werelden bestuurde, ze in hun banen leidde, voorzag in de behoeften van elk van Zijn schepselen in zijn uitgestrekt gebied - dat Hij bereid zou zijn Zijn heerlijkheid prijs te geven om de menselijke natuur op Zich te nemen, was een verborgenheid die zondeloze wezens van andere werelden niet konden doorgronden.
[2]
Toen Christus naar deze wereld kwam in de gedaante van een mens, sloe­gen allen Hem met intense belangstelling gade op Zijn weg van de kribbe naar het kruis. Heel de hemel was getuige van de beledigingen die Hem werden aangedaan, en besefte dat satan de drijfveer van dit alles was. Ze zagen hoe tegengestelde machten opkwamen; hoe satan duisternis, zorg en verdriet over de mens bracht, terwijl Christus dit alles trachtte op te hef­fen. Ze sloegen de strijd gade tussen licht en duisternis, terwijl deze feller werd. En toen Christus in Zijn laatste strijd aan het kruis uitriep: "Het is volbracht!" (Johannes 19:30) weerklonk een triomfkreet op elke wereld en in de hemel zelf. De grote strijd, die zolang op deze wereld had gewoed, was nu be­slist, en Christus was overwinnaar. Zijn dood was het antwoord op de vraag of de liefde van Vader en Zoon groot genoeg was om een offer te kunnen brengen.
Satan had zijn ware aard geopenbaard als leugenaar en moordenaar. Het was nu duidelijk dat de geest die hij openbaarde onder de mensen waarover hij gezag uitoefende, dezelfde was als die welke hij geo­penbaard zou hebben indien hij de kans had gekregen de engelen te bestu­ren. Eenstemmig loofde het trouw gebleven universum Gods bestuur. Als de wet veranderd had kunnen worden, was het mogelijk geweest de mens te redden zonder het offer van Christus; maar het feit, dat Christus Zijn le­ven moest geven voor de gevallen mens, geeft te kennen dat Gods wet nooit de zondaar vrijstelt aan haar eisen te gehoorzamen.

Het wordt duide­lijk, dat het loon van de zonde de dood is. Toen Christus stierf, was de on­dergang van satan zeker. Maar als de wet aan het kruis was afgeschaft, zoals velen beweren, had Christus de doodsangst en de dood slechts on­dergaan om satan te geven wat hij eiste; dan had de vorst der duisternis getriomfeerd, en waren zijn aanvallen op Gods bestuur juist gebleken. Het feit dat Christus de straf droeg voor de overtreding van de mens, is een machtig argument voor alle geschapen wezens dat de wet onveranderlijk is; dat God rechtvaardig, barmhartig en zelfverloochenend is; en dat on­eindige gerechtigheid en barmhartigheid samen gaan onder Zijn bestuur. 

Patriarchen en Profeten, Het verlossingsplan, E.G.White, EGW estate, Inc. 

 

[1] God openbaarde aan de Patriarchen wat in de toekomst zou gebeuren en hoe het verlossingsplan in vervulling zou gaan. Henoch zag de wederkomst van de Heer en het oordeel(Judas 14, 15). Aan Abraham werd het nieuwe Jeruzalem getoond (Hebr. 11:9). 

[2] Er zijn in de Schrift verschillende aanwijzingen dat Gods schepping van levende wezens niet beperkt is tot de engelen en de bewoners van onze wereld.  Zo lezen we in de brief aan de Kolossenzen, “Want door Hem (Christus) zijn alle dingen geschapen , die in de hemel en die op de aarde zijn; tronen, heerschappijen, overheden of machten…” Kol. 1:16. Het boek Job verwijst naar “de Morgensterren “ en “kinderen van God” die “juichten” bij de schepping van onze wereld (Job 38:6, 7) en dus moeten bestaan hebben voor onze wereld werd geschapen. We mogen ervan uitgaan dat deze werelden niet in opstand gekomen zijn zoals de onze maar dat ze wel op de hoogte zijn van de strijd die er gaande is. Mogelijks verwijst Jezus in Zijn parabel in Lucas 15:4 naar deze werelden wanneer Hij zegt, “Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn  en gaat het verlorene aan, totdat Hij het vindt?” De zonde heeft scheiding gemaakt tussen deze wereld en de werelden waar geen zonde is. Wanneer alles weer hersteld zal zijn kunnen we uitzien naar een begroeting van alle “kinderen Gods.”

1
2
bottom of page