
Wat de Bijbel zegt
Over de opstanding
Onweerlegbare bewijzen
​Het is goed regelmatig stil te staan bij de zaken die wij, naar wij menen, al weten; gebeurtenissen zoals de menswording van Jezus, Zijn kruisdood en opstanding. De dingen die God gedaan heeft om ons te redden van een eeuwig verderf verdienen een blijvende overdenking. Deze gebeurtenissen kennen een lengte, breedte, hoogte en diepte die wanneer begrepen ons krachtig motiveren om niet voor onszelf te leven maar voor Hem die ons geschapen en verlost heeft.
De overdenking van deze wonderlijke daden van Goddelijke liefde geven ons de kracht om te leven zoals de eerste gemeente die het evangelie verspreidde met een explosieve kracht. Over hen wordt in Handelingen 17:6 gesproken als “Deze mensen, die de wereld in rep en roer gebracht hebben.”
En inderdaad, de geschiedenis leert dat voor de val van Jeruzalem in het jaar 70 het evangelie werd gebracht in Ethiopië, Syrië, Klein Azië, Griekenland, Italië, en India. De geschiedschrijver Tertullian schreef 75 jaar na de dood van de apostel Johannes dat de boodschap van Christus verspreid was van Egypte tot Armenië, Van Spanje tot Gallia, diep in Afrika, en in Brittania. Langs de handelsroutes had het evangelie ook plaatsen in China en Mongolië bereikt.
Zij die het evangelie verspreidden waren bereid daarvoor de hoge prijs te betalen waarover Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: “Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een heel etmaal heb ik in volle zee doorgebracht.
Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders, in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid.” 2 Korinthe 11:25-26.
We hebben het al een beetje laten doorschemeren maar toch nog de vraag: Wat had die mensen zo vurig, zo gemotiveerd, zo enthousiast gemaakt? Om al die gevaren en ontberingen te trotseren? Wat had hen ertoe gedreven hun hele leven in te zetten voor de verkondiging van het evangelie?De dood van Christus aan het kruis was voor de discipelen een enorme teleurstelling geweest, het had hen volledig verlamd. Welke wonderlijke gebeurtenis had hen dan zo laaiend enthousiast gemaakt dat niets of niemand hen kon tegenhouden om over Jezus te spreken? Het was niets anders dan het wonder van de opstanding.
Onweerlegbare bewijzen
John Lennox is een gewezen professor in de wiskunde en de wetenschapsfilosofie aan de universiteit van Oxford. Een van de dingen waar een wiskundige goed in is, is bewijzen aanvoeren voor een stelling. John Lennox doet dit niet enkel voor wiskundige stellingen maar ook voor dat wat in de Bijbel gesteld wordt betreffende de opstanding. Zijn boek “Kan de wetenschap alles verklaren” bevat tal van onweerlegbare bewijzen voor de stelling dat Jezus is opgestaan.
Een andere geleerde man, een dokter, die leefde in de tijd van Jezus verzamelde ook onweerlegbare bewijzen voor de opstanding. Hij schreef in zijn eerste boek in Lukas 1:1-4 “Aangezien velen ter hand genomen hebben een verslag op te stellen van de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben, zoals zij die van het begin af ooggetuigen en dienaren van het Woord zijn geweest, aan ons overgeleverd hebben, heeft het ook mij goedgedacht, na alles van voren af aan nauwkeurig onderzocht te hebben, het geordend voor u te beschrijven, hooggeachte Theofilus, opdat u de zekerheid kent van de dingen waarin u onderwezen bent.” Enkele van die ooggetuigen gekend als de Emmaüsgangers, worden vermeld in Lukas 24:34, 35 “Die zeiden: De Heere is werkelijk opgewekt en is aan Simon verschenen. En zij vertelden wat er onderweg gebeurd was, en hoe Hij (Jezus) door hen herkend was bij het breken van het brood.”
Zijn tweede boek, het boek handelingen, begint hij met de volgende woorden in Handelingen 1:1-2 “Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen én te onderwijzen, tot op de dag waarop Hij opgenomen is, nadat Hij door de Heilige Geest aan de apostelen, die Hij uitgekozen had, opdrachten had gegeven. Hij heeft Zichzelf, nadat Hij geleden had, ook levend aan hen vertoond, met veel onmiskenbare bewijzen, veertig dagen lang, waarbij Hij door hen gezien werd en over de dingen sprak die het Koninkrijk van God betreffen.”
Een andere geleerde die ook leefde ten tijde van Jezus’ opstanding en met zijn welbespraaktheid de aandacht kon wekken van de Griekse filosofen, haalde ook harde bewijzen aan in een brief die hij schreef aan de gemeente van Korinthe. Hij zegt in 1 Korinthe 15:4 - 6 “Hij is opgewekt op de derde dag overeenkomstig de Schriften (Het Oude Testament), Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen.” Je kon dus in de tijd van dit schrijven naar Jeruzalem en Galilea reizen en daar mensen ontmoeten die de opgestane Jezus hadden gezien en gehoord.
Onder de ongelovigen zijn er die beweren dat de traumatische teleurstelling van de kruisiging hallucinaties opwekten bij de discipelen waarbij ze een levende Christus ontwaarden. Maar 500 mensen krijgen niet allemaal op hetzelfde moment dezelfde hallucinatie. Dat zou op zich ook al een wonder zijn. Maar die mensen echter geloven niet in wonderen waarom komen ze dan met dergelijke absurde argumenten? Omdat ze waarschijnlijk niets beter hebben.
Verder schrijft Paulus in zijn brief in 1 Korinthe 15:7 - 8 “Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen.” En wijsheidshalve na gesproken te hebben over de vele getuigen die Jezus hebben gezien zegt Paulus: “En als laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene.”
Professor Lennox, Dr Lukas, filosoof en schriftgeleerde Paulus en vele andere geleerde mensen die geloven in het wonder van de opstanding doen dat niet op grond van een blind geloof maar op grond van de vele bewijzen die er zijn. Mensen die hen en alle gelovigen verwijten te geloven in zaken waarvoor geen enkel bewijs bestaat, verwerpen de sterke getuigenissen van hen die de zaken zelf hebben gezien en hebben opgeschreven zoals ook de apostel Johannes deed die zegt in 1 Johannes 1:1 “Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens”
De verwerping van de opstanding door hen die geen geloof hechten aan de vele bewijzen doet niets af aan de waarheid ervan. De Joodse arts Maimonides maakte daarover een interessante opmerking. Hij schreef:
“Een waarheid vastgelegd door bewijzen, wint niet aan kracht omdat geleerden ze aannemen, maar verliest ook niet haar kracht wanneer ze door allen verworpen wordt.”
Wat is een wonder
We spreken over het wonder van de opstanding. Wat is een wonder en hoe kunnen we iets als een wonder herkennen? Alle mensen worden geboren, leven en gaan dood. Dit is de gang van de natuur. Wanneer echter een dode opstaat is dit niet naar de gang van de natuur. We zeggen dan dat dit bovennatuurlijk is. Hoe een dood lichaam terug levend wordt, kan niet door de wetten van de natuur worden verklaard. Betekent dit dan dat het niet kan? Voor vele mensen is dat wel zo. Zij menen dat wat niet door de wetten van de natuur kan verklaard worden ook niet kan bestaan. Vindt er iets bovennatuurlijks plaats dat niet kan genegeerd worden dan geven ze ofwel absurde verklaringen of blijven ze halsstarrig beweren dat het niet kan, dat het bedrog is of verzonnen is of dat het gaat om een zinsbegoocheling. Ze weten altijd iets te vinden om niet te moeten toegeven dat er een wonder heeft plaatsgevonden.
Mensen die het bovennatuurlijke uitsluiten, zijn als de man die in een hotelkamer verbleef en dacht dat er buiten de kamer niets bestond. De kamer was voor hem een gesloten systeem waar niets uit kon en ook niet binnen kon komen. Op een dag haalde de man honderd euro uit zijn portefeuille en legde die in de lade van de tafel die in de kamer stond. Hij deed ook zo de volgende dag en de twee dagen daarop. Op de vijfde dag opende hij opnieuw de lade en telde eerst het geld. Volgens de wet van de rekenkunde moest dat 400 euro zijn want 4x100 is 400. Maar de man telde maar 100 euro. Hoe kon dat? Was de wet van de rekenkunde verbroken? Was het systeem waarin hij leefde aan het wankelen? Had hij een hallucinatie? Helemaal niet. De kamer was in werkelijkheid geen gesloten systeem zoals de man dacht. Er was een dief de kamer binnengekomen en die had 300 euro gestolen en uit medelijden honderd euro laten liggen. Had de dief daarmee de wet van de wiskunde gebroken? Nee want 400 min 300 is 100.
De mensen die denken dat alles moet kunnen verklaard worden door natuurwetten denken ook dat zoals de vermeende hotelkamer het universum een gesloten systeem is. Er is alleen maar dit universum en er buiten is er niets. Er is niets dat het systeem heeft gemaakt, er zelf buiten staat en naar eigen wens af en toe het systeem kan binnenkomen om iets te regelen of aan te passen. Hoe ze dit zo zeker weten? Ik zou het niet kunnen zeggen waarop hun zekerheid is gebaseerd tenzij hun eigen besluit om het bestaan van God geen voet in de deur te geven. Ik hoorde eens onze nog niet zo lang geleden overleden Belgische filosoof Etienne Vermeersch zeggen: “ik weet zeker dat God niet bestaat. Zijn zekerheid berustte op het argument dat God niet kan bestaan omdat er lijden in deze wereld is.” Zoals we hebben gezien in een vorige lezing is dit een loos argument. Lijden is in de wereld gekomen niet door God maar door mensen die hun vrije wil hebben gebruikt om tegen God en het leven dat Hij heeft geschapen in te gaan. Om dit recht te zetten en de mens te redden heeft God zichzelf aan het grootste lijde onderworpen. Het Kruis is daarvan de openbaring. Jammer dat onze Etienne dat nooit heeft ingezien.
In het universum van de ongelovige kan een dode niet opstaan. De natuurwetten laten zoiets niet toe. De Bijbel echter maakt duidelijk dat het universum geen gesloten systeem is. Het systeem werd geschapen door een Schepper die Zelf buiten het systeem staat want Hij is niet geschapen. Hij is.
Hij houdt het systeem werkende, Hij draagt het door de kracht van Zijn woord (Hebreeën 1:3). Hij komt voortdurend tussen. Van Hem wordt gezegd in Psalm 90:2 “Al vóór de bergen geboren waren en U de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God.” Hij is de “Ik Ben” (Exodus 3:14). Hij is zonder begin en zonder einde.
De goddelijke tussenkomst, het ingrijpen van buiten het systeem, dat wat niet door de wetten van de natuur kan verklaard worden, noemen we een wonder.
Wat moet een appel die van de boom valt doen. hij moet op de grond vallen? waarom? Dat zegt de wet van de zwaartekracht. Wat als ik mijn hand uitstrek en de appel opvang en terug naar boven breng naar mijn mond. Breek ik dan de wet van de zwaartekracht? Helemaal niet. De zwaartekracht werkt nog steeds. Wanneer ik het klokhuis achter mijn rug weggooi valt het op de grond. Een tussenkomst doet de wetten niet teniet. Het ene sluit het andere niet uit. De zwaartekracht werkt en ik kom tussen. Niemand heeft daar problemen mee.
Wat moet er gebeuren wanneer iemand wordt gebeten door een dodelijk giftige slang? Volgens de wetten van de natuur moet hij sterven. Net zoals de appel op de grond moet vallen, moet het gif de mens doden. Net zoals ik de appel met mijn hand opving kan God Zijn hand uitstrekken om de werking van het gif ongedaan te maken. Allebei plegen we een interventie. De laatste is wel spectaculairder maar even goed mogelijk en werkelijk. Omdat deze interventie van buiten het systeem komt en niet kan verklaard worden door de dingen binnen het systeem noemen we het een wonder. Hoe beter we de natuurwetten kennen, hoe ze werken en wat kan en niet kan binnen hun werking, hoe beter we een wonder of een tussenkomst van buitenaf kunnen onderscheiden.
Het is interessant te zien hoe de evangelist Lukas te werk gaat om ons van een wonder te overtuigen. Lukas was een dokter en zoals hij zelf zegt in het begin van zijn evangelie, iemand die alles nauwkeurig onderzoekt. Daarbij gaat hij na of een gebeuren al dan niet een natuurlijke oorzaak heeft. In het verslag over de geboorte van Johannes de doper zien we hoe dat in zijn werk gaat. Over de ouders van Johannes,Elizabeth en Zacharias, schrijft hij in Lukas 1:7 “En zij hadden geen kind, omdat Elizabet onvruchtbaar was en zij beiden op leeftijd gekomen waren.” Was het naar de gang van de natuur mogelijk nog een kind te krijgen? Nee. Waarom niet? Omdat ze onvruchtbaar en te oud waren. Indien er dan toch een kind komt wat moeten we dan besluiten? Het is een tussenkomst van God, een wonder.
Lukas schrijft op welke manier God zijn tussenkomt aankondigt in verzen 11 tot 13 “En er verscheen aan hem een engel van de Heere, die aan de rechterzijde van het reukofferaltaar stond. En toen Zacharias hem zag, raakte hij in verwarring en vrees overviel hem.Maar de engel zei tegen hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren en u zult hem de naam Johannes geven.”
Zacharias had lang geleden gebeden om een zoon. Hij zegt tot de engel in vers 18: “Ik ben oud en mijn vrouw is op leeftijd gekomen.” Voor Zacharias kan het nu niet meer. Zacharias echter was blijven bidden voor de komst van de Verlosser. En nu de tijd bijna vervuld was, was de engel gekomen. God zou nu ook het oude gebed van Zacharias vervullen. God kent geen haast en ook geen uitstel. Hij wacht soms tot op het moment dat er natuurlijk gezien geen mogelijkheden meer zijn zodat we overtuigd zouden zijn van Zijn tussenkomst.
Het verslag zegt verder dat Zacharias niet geloofde dat zijn vrouw zwanger zou worden. Waarom geloofde hij niet? Was hij van mening dat God het moest doen met de natuurwetten die er zijn? Dacht hij dat God beperkt was door het oude lichaam van zijn vrouw en hemzelf? Wat was het gevolg van zijn ongeloof? De engel zegt in Lukas 1:20 “En zie, u zult zwijgen en niet kunnen spreken tot op de dag dat deze dingen gebeurd zijn, omdat u mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld zullen worden op hun tijd.” Dat was een harde les. Misschien leert deze les ons dat we geen recht hebben te spreken over God indien we niet geloven dat Hij kan tussenkomen zoals Hij het wil en wanneer Hij het wil.
Wanneer Johannes de doper geboren werd, wisten de mensen dat het een wonder was. Ze wisten het omdat het natuurlijk gezien omwille van onvruchtbaarheid en ouderdom niet mogelijk was. Mensen waren niet dom, ze konden een wonder, een interventie van God onderscheiden.
Lukas geeft een gelijkaardig verslag wanneer hij spreekt over het bezoek van dezelfde engel Gabriël aan Maria. Wederom beschrijft Lukas de natuurlijke omstandigheden want hij wil ons laten zien dat God tussenkomt, dat er een wonder plaatsvindt. Hij zegt in Lukas 1:26 - 27 “In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, waarvan de naam Nazareth was, naar een maagd die ondertrouwd was met een man, van wie de naam Jozef was, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria.” Lukas legt de nadruk op het feit dat Maria maagd was. Om een kind te krijgen moet ze gemeenschap hebben met een man.
De Engel zegt verder in Lukas 1:31, 34 “En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de Naam Jezus geven. Maria zei tegen de engel: Hoe zal dat mogelijk zijn, aangezien ik geen gemeenschap heb met een man?”
Met het aanhalen van dit feit sluit Lukas het natuurlijke uit. Maria was maagd en had ook geen gemeenschap met een man. In die tijd betekende dit dat er geen zwangerschap kon plaatsvinden
Lukas schrijft vervolgens op welke manier God zal tussenkomen in Lukas 1:35, 37 “En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden…Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn.”
God staat boven de natuurwetten en Hij kan tussenkomen wanneer en zoals Hij wil. Wanneer we dit ingrijpen van God onderscheiden, spreken we van een wonder.
Maar God grijpt veel meer in dan we waarnemen of beseffen. Indien deze wereld enkel oorzaak en gevolg zou zijn, dan waren we er al lang niet meer.
Dat God voortdurend ingrijpt heb ik zelf meermaals ervaren. Ik herinner mij nog toen ik eens met de fiets reed en mijn veter tussen mijn ketting geraakte dat ik met de fiets naar links viel. Ik voelde iets dat mij recht duwde toen op hetzelfde moment de bus mij rakelings passeerde. Dank zij deze tussenkomst ben ik er vandaag nog.
Gods voortdurende interventie wordt o.a. beschreven in
Psalm 121:3 - 8
“Hij zal uw voet niet laten wankelen,
uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Zie, de Bewaarder van Israël
zal niet sluimeren of slapen.
De HEERE is uw Bewaarder,
de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.”
Het wonder van de opstanding
Wat was de gemoedstoestand van de discipelen, na de dood van Jezus? Johannes zegt daar iets over in Johannes 20:19 “Toen het nu avond was op die eerste dag van de week en de deuren van de plaats waar de discipelen bijeenwaren, uit vrees voor de Joden gesloten waren” Bang om misschien ook hetzelfde lot te moeten ondergaan als hun Meester hadden de leerlingen van Jezus zichzelf opgesloten ergens in een huis. Verdwaasd door het verdriet kwam het niet in hen op dat Jezus gesproken had over zijn opstanding zoals we lezen in Mattheüs 17:22-23 “Toen zij in Galilea verbleven, zei Jezus tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. En zij zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden.”
Deze woorden waren toen niet tot hen doorgedrongen omdat het niet paste binnen hun idee over de Messias. Daarnaast waren er ook nog de teksten uit het OT die hadden kunnen troosten bieden zoals in Psalm 16:10 “Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.”
Eigenaardig genoeg herinnerden de vijanden van Jezus zich wel wat Jezus had gezegd. Tot Pilatus zeiden ze: “Heer, wij herinneren ons dat deze verleider gezegd heeft toen Hij nog leefde: Na drie dagen zal Ik opgewekt worden. Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag toe beveiligd wordt, opdat Zijn discipelen Hem 's nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden. En dan zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste.” Pilatus antwoordde: “Hier hebt u een wacht; ga heen, beveilig het naar uw beste weten.” “Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de wacht, nadat zij de steen verzegeld hadden.” Mattheüs 27:63-66.
We weten niet of wat ze zeiden tegen Pilatus ook was wat ze zelf dachten.
Misschien wilden ze hem overhalen het graf te bewaken omdat ze vreesden dat Jezus werkelijk zou opstaan. Hij had het gezegd en bij verschillende gelegenheden getoond macht te hebben over de dood. Hoe dan ook de maatregelen zorgden ervoor dat niemand uit het graf en ook niemand in het graf kon komen. Zonder het te beseffen, zorgden zij met het nemen van deze maatregelen ervoor dat het wonder van de opstanding als een paal boven water zou staan. Ze schoten zich met het nemen van deze voorzorgen zelf in de voet.
Wat de wacht betreft die zal zeker gezegd hebben. Dit is de eenvoudigste opdracht die we ooit hebben gekregen. Er voor zorgen dat een dode niet uit zijn graf komt en eventueel enkele van Zijn volgelingen, die niet veel voorstellen, wegjagen zal ons niet veel moeite kosten. Niettegenstaande namen ze hun taak ter harte. Dat moest ook wel. Verstrooid zijn, in slaap vallen en een gevangene laten ontsnappen koste je het leven.
Mattheüs heeft het verslag van wat er in de vroege morgen van de eerste dag (zondag) plaatsvond. “Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken.” Mattheüs 28:1
Jezus stierf op de vrijdag net voor het begin van de sabbat, tijdens de sabbat rustte Hij in het graf. Na de schepping had God op de zevende dag gerust van zijn werken. Nu ook deed Hij dit nadat Zijn werk van verzoening voor onze schuld was volbracht.
Vervolgens beschrijft Mattheüs wat er bij het graf gebeurde. “En zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. Zijn gedaante was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst voor hem en werden als doden. Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft.” Mattheüs 28:2-6.
De opstanding vond niet heimelijk plaats: ze was hoorbaar en zichtbaar, de wachters waren getuigen. De dode die ze moesten bewaken was opgestaan en er vandoor gegaan. Ze waren totaal machteloos geweest om het te verhinderen en dat zou hen duur te staan komen. Ze besloten enkelen van hen eerst naar de Farizeeën te sturen in de hoop iets te kunnen regelen waardoor ze aan hun straf zouden ontkomen. De Schrift zegt in Mattheüs 28:11-13 “enigen van de wacht kwamen in de stad en berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. En zij kwamen bijeen met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel geld te geven, en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen.”
De wacht zal toen gezegd hebben: dat kunnen wij niet doen, weet je wel wat ons te wachten staat als wij zeggen dat we in slaap gevallen zijn?
De overpriesters stelden hen gerust in Mattheüs 28:14-15 “En als de stadhouder hiervan hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. Toen zij het geld in ontvangst genomen hadden, deden zij zoals hun was voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag.” Deze laatste woorden zeggen ons dat ze succesvol waren in het verspreiden van hun leugens. Desinformatie is van alle tijden. Zoals dikwijls ook wijdverspreid door de overheid.
Het verslag van het complot tussen de Romeinse soldaten en de Schriftgeleerden is meteen een bewijs van het feit dat het graf wel degelijk leeg was. Indien het lichaam er nog lag, zou het niet nodig geweest zijn een leugen te verspreiden. In de leugen wordt toegegeven dat het graf wel degelijk leeg was. De leugen kan gezien worden als een preventieve maatregel om het getuigenis van de discipelen over de opgestane Heer te ontkrachten.
Het lege graf zelf bevatte ook bewijzen dat het lichaam niet was gestolen maar werkelijk opgestaan. Zo lezen we in Johannes 20:6, 7 “Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats.” Het spreekt voor zich dat zij die het lichaam zouden hebben gestolen het zouden meegenomen hebben in de doeken gewikkeld. Maar de doeken waarin het lichaam gewikkeld was lagen in het graf. Bovendien was de hoofddoek netjes opgerold. Dit was de handtekening van Jezus die gekend was voor zijn aandacht voor details en zijn zorgvuldigheid.
Als verder bewijs van de opstanding hebben we de verslagen van de vele ontmoetingen die de opgestane Christus heeft gehad. Markus 16:9 zegt: “En toen Jezus opgestaan was, 's morgens vroeg op de eerste dag van de week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit wie Hij zeven demonen uitgedreven had.” Bij deze ontmoeting met Maria zegt Jezus in Johannes 20:17 “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.” Jezus was tijdens de dood nergens heen geweest. De Bijbel zegt trouwens dat de doden slapen en niets weten. De vraag om Hem niet vast te houden is geen verzoek om Hem niet aan te raken maar om Hem niet te weerhouden heen te gaan, zoals Hij eerder gesproken had, opdat Hij de Trooster zou kunnen zenden.(Johannes 14).
Vervolgens verschijnt Jezus aan enkele ontmoedigde volgelingen bekend als de Emmaus-gangers die op weg waren naar huis. Ze hadden gehoord van het lege graf en vroegen zich af wat er gebeurd was. Jezus maakt zich niet meteen kenbaar. Lukas beschrijft de ontmoeting in Lukas 24:25-27 “En Hij (Jezus) zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.”
Waarom waren de discipelen zo teleurgesteld? Ze waren zoals Jezus zei onverstandig en traag van hart wat betreft de Schriften. Ze hadden een gebrekkig kennis van de profetieën en konden daardoor wat gebeurd was geen juiste plaats geven. Ons zal hetzelfde overkomen wanneer wij de studie van de profetieën verwaarlozen. We kunnen onszelf van ontmoediging, teleurstelling en twijfel vrijwaren door onszelf vertrouwd te maken met het profetische woord en het vast te houden.
Vervolgens lezen we in Lukas 24:30-31 “En het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel aanlag, dat Hij het brood nam en het zegende. En toen Hij het gebroken had, gaf Hij het aan hen. En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht.”
Lukas vertelt verder hoe ze zo vlug ze konden terug naar Jeruzalem liepen om aan de discipelen te vertellen dat ze Jezus hadden ontmoet. Daar gekomen, vindt er terug en bijzondere ontmoeting plaats met gebeurtenissen die een belangrijke waarheid onderstrepen.
“En toen zij over deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u. En zij werden angstig en zeer bevreesd en dachten dat ze een geest zagen. En Hij zei tegen hen: Waarom bent u in verwarring en waarom komen zulke overwegingen op in uw hart? Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.”
En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun de handen en de voeten zien…En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zei Hij tegen hen: Hebt u hier iets te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat. En Hij nam het aan en at het voor hun ogen op.” Lukas 24:36-43.
Dit verslag van de verschijning van het lichaam van Jezus aan de discipelen maakt duidelijk dat de opstanding, de opstanding van het lichaam is waarin de eerder gestorven persoon kenbaar blijft.
Paulus spreekt over de opstanding van de gelovigen als volgt in 1 Thessalonicenzen 4:14 “Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.” De woorden “op dezelfde wijze” geven aan dat zij die in Christus zijn zullen opstaan in het lichaam wat Paulus eerder ook al aan de Romeinen had geschreven in Romeinen 8:11 “En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.”
God zal ons Op dezelfde wijze terugbrengen zoals Hij Jezus heeft teruggebracht. Dat was in een opgestaan lichaam. Net als Jezus gaan wij niet eerst naar de Vader om dan weer terug in het lichaam te komen. De woorden “op dezelfde wijze” houden ook een verwerping in van de valse leer die beweert dat de ziel bij de dood ten hemel opvaart en bij de opstanding terugkeert in het lichaam.
Het opstandingslichaam wordt in de Schrift beschreven als een onvergankelijk lichaam. Paulus schrijft in 1 Korinthe 15:51-53 “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden en dit sterfelijke moet zich met onsterfelijkheid bekleden.”
De implicatie van deze woorden is niet enkel dat ons opgestane lichaam ontastbaar wordt voor de dood maar ook dat er in ons niets meer is dat tot de dood leidt. De zondige natuur en de daarmee gepaard gaande verduistering van de geest die het ons onmogelijk maakte de hoogte, diepte, breedte en lengte van Gods liefde te kennen is er niet meer. Onze onvolkomenheid die ten allen tijd moest bedekt worden door de gerechtigheid van Christus is niet meer. Het zal zijn zoals Paulus zegt in
1 Korinthe 13:12 “Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht.
Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.”
Na het bezoek aan de discipelen verscheen Jezus ook nog aan meer dan 500 volgelingen. Vele van hen kende Paulus persoonlijk.
De verschijning van Jezus bracht een plotse verandering teweeg in de gesteltenis van de discipelen. Jezus bracht hen de woorden in herinnering die Hij eerder had gesproken in Johannes 16:7 “Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster (de Heilige Geest) niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden.” Hij vertelde hen daarop te wachten in Jeruzalem. Wat ze ook deden terwijl ze vurig en vol hoop en vertrouwen baden om de belofte. Ze wisten dat Jezus in de hemel voor hen pleitte op grond van Zijn bloed en dat dit zou beantwoord worden met de uitstorting van de Geest.
Pinksteren werd het zoveelste bewijs van een opgestane en levende Christus in en door wie al Gods beloften werkelijkheid worden. Deze dag van de uitstorting van Gods Geest, veranderde de bange en teleurgestelde discipelen in enthousiaste, moedige, liefdevolle mensen die hun leven gaven om anderen de boodschap van de opgestane Christus te brengen. In korte tijd zegt de Schrift brachten zij de wereld in rep en roer (Handelingen 17:6). Dit bewijs van Pinksteren wordt telkens weer gegeven aan hen die in geloof bidden tot Hem die heeft gezegd, vraagt en u zal gegeven worden. Net als de discipelen ontvangt elke gelovige met de Heilige Geest alle gaven van genade waardoor een nieuw leven kan ervaren worden gelijkvormig aan het leven dat in Jezus is.
Jezus is opgestaan en omdat Hij leeft zullen ook wie die in Hem geloven leven tot in eeuwigheid. Geloofd zij zijn naam. Amen.