
Wat de Bijbel zegt
Over de verbonden en het geloof dat de berg verzet.
Het geloof dat de berg verzet
Alle mensen geloven wel in iets. Er zijn er die geloven dat de aarde plat is. Er zijn er die geloven dat het morgen beter zal gaan. Er zijn er die geloven dat morgen de aarde zal vergaan. Er zijn er die geloven in zichzelf. Er zijn er die geloven dat een ander het voor hen zal oplossen. Er zijn er zelfs die geloven dat alles uit het niets is gekomen. Er zijn er ook die het geloof hebben dat bergen verzet. Het geloof waarover de Bijbel spreekt.
Een berg nu is iets wat een mens niet kan verzetten. Een berg verzetten is een voorstelling van wat menselijk gezien onmogelijk te verwezenlijken is. Maar geloof maakt het onmogelijke mogelijk. Jezus spreekt over dit geloof in Mattheüs 17:20 “Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn.” Even verder zegt Jezus in Matteüs 21:21: “Als u geloof had en niet twijfelde, zou u tegen deze berg zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en het zou gebeuren.”
We kunnen ons afvragen wat die berg of die onmogelijkheid is dat het geloof kan verzetten of in de zee werpen. Van waar komt het geloof dat dit doet? Het kan niet uit onszelf komen. Indien het uit onszelf zou komen, indien wij het zelf zouden kunnen opwekken, dan zou het verzetten van de berg geen menselijke onmogelijkheid zijn. Ten derde kunnen we ons afvragen waarop dit geloof gericht is. Het is zeker niet gericht op ons eigen kunnen.
Hier zijn twee verzen die ons op weg helpen een antwoord te vinden.
Micha 7:19 “Hij (God) zal Zich weer over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertrappen, ja, U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee.”
Openbaring 18:21 “En een sterke engel hief een steen op als een grote molensteen, en wierp die in de zee, en zei: Zó zal Babylon, de grote stad, met geweld neergeworpen worden, en het zal nooit meer gevonden worden.”
Twee zaken worden in deze verzen door God in de zee geworpen of vernietigd: de zonde en dat wat staat voor alles wat zondig is namelijk Babylon.
De berg dan die in de zee wordt geworpen, is een voorstelling van ons onoverkomelijk probleem met de zonde en onze opstandigheid tegen God.
Deze berg staat pal op de weg naar het eeuwig leven en we kunnen er niet omheen ook niet erover of eronder. Er zijn er die dat proberen maar ze komen hopeloos vast te zitten. De enige manier om het eeuwig leven te bereiken is door het verwijderen van deze berg.
Jezus geeft een duidelijk antwoord op de vraag: hoe bekom ik het eeuwig leven? Hij zegt: “onderhoudt de geboden” (Matteüs 19:17). Daarover is de Schrift ook duidelijk in Openbaring 22:14 “Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad (Nieuwe Jeruzalem) mogen binnengaan.”
Wij echter hebben allen de geboden van God overtreden en we komen er niet toe ze te gehoorzamen. Wij kunnen de schuld voor onze overtreding niet betalen en ook niet doen wat de wet van ons vraagt. Dit onvermogen staat als een onwrikbare berg op de weg naar het eeuwig leven.
​
God sluit een verbond
Het goede nieuws nu is dat God meteen na de zondeval van de eerste mensen een verbond maakt met hen. Nu mogen we ons bij het horen van dit woord verbond niet laten misleiden door de definitie die het woordenboek daaraan geeft. Het woordenboek zegt dat een verbond een wederzijdse overeenkomst is. Het is een overeenkomst die zegt waartoe de partijen die het gesloten hebben zich verbinden. Deze overeenkomst wordt gebroken wanneer een van de partijen zijn verbintenis niet nakomt. Beide partijen hebben altijd een verdienste bij de uitwerking van het verbond dat ze hebben gesloten. Elke partij kan op grond van het nakomen van zijn belofte eisen dat de andere partij ook doet wat deze heeft beloofd. Het Bijbelse verbond echter is geen wederzijdse overeenkomst. God kan de zondige mens niets doen beloven, wetende dat deze zijn belofte niet kan nakomen. God belooft verlossing van schuld en het onvermogen om te gehoorzamen door de gave van Zijn Zoon. Deze belofte vervult hij niet op grond van een wederdienst van de kant van de mens want dan zou de mens een verdienste hebben in Zijn verlossing en dat heeft hij niet. Alles in de verlossing is genade, een geschenk dat we niet hebben verdient. Dit betekent echter niet dat de mens geen enkel aandeel heeft in zijn verlossing. Wanneer God tot ons Zijn belofte of Zijn woord spreekt wekt dat woord geloof in ons op. Het is wanneer wij gedrongen door Gods liefde ervoor kiezen dit geloof te beoefenen door op het woord te vertrouwen als een woord dat altijd volbrengt wat het zegt, dat God Zijn belofte vervult. Het woord dat God gesproken heeft, doet dan wat het zegt in ons leven; het verzet de berg.
De apostel Paulus schrijft aan hen die Gods belofte geloven en verlossing ervaren in Efeze 2:8 “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God”
Het is alsof ik je een pakje stuur dat enkel kan geopend worden met een bijgeleverde schaar. Het pakje en de schaar worden jou gegeven. Je moet de schaar gebruiken om het pakje te openen. Het pakje is de belofte, de schaar het geloof.
De Schrift maakt duidelijk dat Gods verbond Zijn belofte is. Dat zal blijken wanneer we de verwoording van het verbond zullen lezen maar het komt ook naar voor in Galaten 3:17 “Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.”
Dit vers zegt wat er gebeurt wanneer Gods verbond krachteloos wordt gemaakt. Het zegt dat dan de belofte teniet wordt gedaan. Het verbond dan is Gods belofte. Het is de belofte om voor de mens te doen dat wat hij onmogelijk voor zichzelf kan doen.
Omdat het verbond van God Zijn belofte is zullen we hier verder spreken over “de belofte” wanneer we naar het verbond verwijzen.
We stelden daarnet een drietal vragen. Een daarvan was: waarop is het geloof gevestigd? We merkten daarbij op dat het zeker niet gericht is op het menselijke kunnen. Het geloof is duidelijk gericht op “de belofte” of op dat wat God voor ons kan en zegt te doen. Het geloof is gericht op de belofte om door Christus voor ons te doen wat wij onmogelijk voor onszelf kunnen doen namelijk het verzetten van de berg; het wegnemen van het onvermogen om Zijn wet te gehoorzamen.
Onmiddellijk na de zondeval sluit God Zijn verbond met Adam en Eva. Hij komt naar hen toe met Zijn belofte. Deze belofte horen we in de woorden die Hij spreekt tegen de slang waarvan we weten dat het Satan is. Hij zegt in
Genesis 3:15 “En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.”
God belooft hier dat het Nageslacht of het Zaad van de vrouw de heerschappij van Satan en Satan zelf zal vernietigen. “Het Zaad van de vrouw zal Zijn kop vermorzelen.”
Paulus maakt duidelijk naar wie het Nageslacht of het Zaad verwijst in
Galaten 3:15 “En aan uw Nageslacht; dat is Christus.”
Onmiddellijk na het geven van “de belofte” geeft God een illustratie van “de belofte” in Genesis 3:21 “En de HEERE God maakte voor Adam en voor zijn vrouw kleren van huiden en kleedde hen daarmee.”
Om huiden te bekomen moest God een onschuldig dier offeren. Hij maakte aan Adam en Eva duidelijk dat dit offer verwees naar het Zaad, de Christus die zijn leven zou geven om de schuld te betalen voor de overtreding en op grond van Zijn bloed de middelen zou verschaffen om het kwaad te overwinnen.
Het offersysteem zou later deel gaan uitmaken van het heiligdom en de bijhorende diensten die allen als doel hadden “de belofte” en haar verwezenlijking bekend te maken. Het was een verwijzing naar het werk van Christus die door het vergieten van zijn bloed vergeving en herschepping mogelijk maakt. Het was Gods bedoeling dat het naleven van de offerdienst een uiting zou zijn van het geloof in de belofte. Nooit is het Gods bedoeling geweest dat de offerdiensten op zich een middel zouden zijn tot verlossing. Gods verbond is niet doe dit en dan doe ik dat.
Het verbond met Abraham
Bij de schepping stelde God de mens als heerser aan over de aarde. Bij de zondeval gaf de mens zijn heerschappij uit handen zodat Satan de vorst of heerser werd van deze wereld. “De belofte” die zegt de kop van deze vorst te vermorzelen is dus de belofte om het bezit van de aarde en de heerschappij erover terug in de handen van de mens te geven. We zien dat duidelijker verwoord wanneer God aan Abraham Zijn verbond of belofte bekend maakt. Hij zegt aan Abraham in Genesis 13:15 “Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven.” En verder in
Genesis 17:7 - 8 “Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u. Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn.” Merk op dat het verbond hier een eeuwig verbond wordt genoemd en dat daarin de erfenis of het eeuwig bezit van het beloofde land wordt beloofd.
Wat betekende deze belofte voor Abraham? Op welke manier begreep hij deze woorden? Wat was de uiteindelijke vervulling van deze belofte? Had deze enkel betrekking op het aardse Canaan of op veel meer dan dat? De Schrift zegt in Hebreeën 11:10 “Want hij (Abraham) verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is.” Wat en waar deze stad is die Abraham verwachtte op grond van de belofte vinden we in
Openbaring 21:1 - 2 “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.”
Johannes ziet in zijn visioen het hemelse Jeruzalem gebouwd door God neerdalen op de nieuwe aarde die God zal scheppen voor hen die geloven in de belofte om daar voor eeuwig te wonen. Dit was de stad die Abraham op grond van de belofte of het eeuwig verbond voor ogen had. Het eeuwig bezit dan die God in het verbond belooft is het bezit van de nieuwe aarde waar rechtvaardigheid woont en eeuwig leven is. Dit is de werkelijke betekenis van de belofte om Canaan tot een eeuwig bezit te geven.
De belofte van een eeuwig bezit is ook de belofte van eeuwig leven. Op de nieuwe aarde die de erfenis is van hen die geloven is de dood niet meer; allen zullen daar eeuwig leven.
De belofte van eeuwig leven is ook de belofte van vergeving van schuld en overwinning over de zonde of houden van de wet. Want zoals eerder vermeld zijn het zij die “Zijn geboden doen” die recht krijgen op de boom des levens en door de poorten de stad mogen binnengaan.
Hoe reageerde Abraham op de woorden van Gods verbond en wat was het resultaat? Genesis 15:6 “En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid.” Door het geloof in het woord van God, door de volle overtuiging dat God bij machte was Zijn woord te volbrengen, werd de gerechtigheid van Christus Abraham toegerekend (Romeinen 4:21, 22). Zo kwam Abraham voor God te staan als had hij nooit gezondigd.
Het geloof van Abraham bracht meer dan de vergeving van zijn schuld. Over Abraham wordt verder gezegd in Genesis 26:5 “omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn verordeningen en Mijn wetten in acht genomen heeft.” Door het geloof werd aan Abraham niet enkel de gerechtigheid toegerekend maar ook medegedeeld wat tot uiting kwam in een leven van gehoorzaamheid aan de wet van God. Het geloof bracht in het leven van Abraham de werking van Gods Geest die vrijmaakt van de macht van de zonde zodat de eis van de wet wordt vervuld en toegang wordt verleend tot het eeuwige leven (Romeinen 8:2-4). Het eeuwig verbond belooft vergeving en gehoorzaamheid op grond van het bloed dat Christus (Het Nageslacht) zou vergieten.
​
Het nieuwe verbond
Merk op hoe Jezus dit verbond vernoemt in Mattheüs 26:28 “want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.” Dat wat Jezus het nieuwe verbond noemt, heeft dezelfde belofte als het eeuwige verbond. Beide beloften worden waargemaakt op grond van het bloed van Christus. Deze beloften zijn daarom een en dezelfde belofte. Merk ook op hoe Paulus het bloed van het nieuwe verbond, het vergoten bloed van Christus ook het bloed van het eeuwige verbond noemt in Hebreeën 13:20 “De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond.”
Voor alle mensen ongeacht in welke tijd ze leven, zij het nu het Oude - of Nieuwe Testament, is er één enkele weg tot verlossing en deze weg wordt weergegeven in de belofte of in het verbond dat we kunnen aanduiden als het eeuwige of nieuwe verbond maar ook als het genadeverbond want de belofte en het geloof zijn een volkomen gunst van God. Het pakje en de schaar vormen samen Gods onverdiende geschenk. Ieder mens die het eeuwig leven zal ingaan zal dat doen door het geloof dat gezien wordt in het leven van Abraham; het geloof in het eeuwige verbond. In die zin is Abraham de vader van allen die geloven dat er door het bloed van Christus vergeving is en gehoorzaamheid aan de wil van God met als gevolg eeuwig leven.
Het oude of eerste verbond
Nu is er in de Schrift ook sprake van een eerste en oud verbond. Wat is dit verbond en in wat verschilt het van het eeuwige of nieuwe verbond?
Velen zijn van mening dat het oude verbond verwijst naar een overeenkomst die God maakte met Mozes en Israël waarbij God verlossing beloofde op grond van naleving van alle wetten, zowel de tien geboden, de ceremoniële wetten en de burgerlijke wetten. Sommigen duiden dit oude verbond aan als een werkverbond; een overeenkomst die stelt dat verlossing wordt bekomen als een verdienste door werken meer bepaald het vervullen van de wetten die er zijn. In deze mening over het oude verbond worden de wetten vereenzelvigd met het verbond zodat bij het verdwijnen van het oude verbond ook de wetten verdwijnen waarop het verbond gericht was. Met deze gedachte in het hoofd wordt Hebreeën 8:13 aangehaald om aan te duiden dat al deze wetten en de verplichting om ze te houden niet meer gelden vanaf het nieuwe verbond dat Jezus bekrachtigd heeft met Zijn bloed. Hebreeën 8:13 “Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.”
De Schrift echter geeft ons een illustratie van het oude verbond. Door deze illustratie zouden we moeten inzien dat de idee dat de wetten gegeven aan Mozes en de verplichting ze te houden om eeuwig leven te verwerven het oud verbond is, fout is. De illustratie komt uit het leven van Abraham.
Wat zegt de Schrift over de twee zonen van Abraham? We lezen het in
Galaten 4:22 “Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije.”
Ismael was de zoon die Abraham op aandringen van zijn vrouw, verwekt had bij de slavin Hagar en Isaak was de zoon die God verwekt had bij Sarah de vrouw van Abraham. Wat nu was de aanleiding voor de verwekking van deze zonen van Abraham? De Schrift zegt in Galaten 4:23 “Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren, hij echter die van de vrije was, door de belofte.” Het was het vlees dat vijandschap is tegen God dat leidde tot de verwekking van Ismael. Het was het geloof in de belofte dat leidde tot de verwekking van Isaak.
Het eeuwige verbond beloofde aan Abraham een nageslacht. Abraham en Sarai waren op de ouderdom gekomen waar het krijgen van een kind onmogelijk was geworden. Terwijl nu het moment gekomen was om te vertrouwen in de kracht van Gods belofte om het onmogelijke mogelijk te maken, probeerde Abraham buiten het geloof om, vertrouwend op het vlees en met eigen middelen de belofte van God waar te maken. Hij zou zelf doen wat God had beloofd. Hij zou de middelen die hij ter beschikking had aanwenden om de belofte waar te maken. Het resultaat was de zoon van de slavin, de zoon naar het vlees. Hij kreeg de naam Ismael. En wat voor zoon was dat? Wat was de ingesteldheid van deze mens die naar het vlees geboren was? We lezen het in Genesis 16:12 “En hij zal zijn een wilde ezel van een mens; zijn hand zal tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem;
en hij zal wonen tegenover al zijn broeders.” Ismaël was een man die noch God noch de medemens liefhad want zijn hand was tegen allen. Daarin was hij een overtreder van Gods geboden.
We zullen meteen zien dat Paulus deze gebeurtenis gebruikt als een illustratie van het oude verbond gesloten op de Sinai. Dit verbond kan enkel overtreders van Gods wet voortbrengen, mensen die slaaf zijn van de zonde.
Na de geboorte van Ismael, herhaalde God Zijn belofte aan Abraham en Abraham geloofde God. En God deed wat Abraham onmogelijk voor zichzelf kon doen. Hij gaf hem door de oude Sarai een zoon. Deze was de zoon van de belofte die de naam Isaak kreeg. De ingesteldheid van Isaak was totaal anders dan deze van Ismael. Isaak was degene die zich gewillig op het altaar liet vastbinden toen Abraham van God het bevel gekregen had zijn zoon te offeren. In een dispuut met de Filistijnen over de waterputten die hij gegraven had, hief Isaak niet zijn hand op zoals Ismael deed maar liet Isaak de waterputten aan de Filistijnen en maakte nieuwe putten. Izaak vertrouwde niet in eigen kracht maar op de Here dat deze op Zijn manier en op Zijn tijd de belofte van verlossing zou vervullen. Hij was werkelijk een kind van de belofte.
De Schrift gebruikt deze gebeurtenissen uit het leven van Abraham als een illustratie van het oude en het nieuwe of eeuwige verbond.
Galaten 4:24 “Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen (Hagar en Sarai) zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar.”
De manier waarop Abraham zelf probeerde de belofte van God waar te maken buiten het geloof om staat voor het verbond van de Sinai. Dit verbond zegt de tekst brengt enkel kinderen voor in slavernij; kinderen zoals Ismael die niet verlost zijn en slaaf blijven van de zonde. Het verbond gemaakt op de Sinai kan dus niet de belofte van God zijn die zegt vrij te maken van de zonde.
Zijn belofte of het eeuwige verbond had God eerder voor de Sinai aan Mozes herhaald en hem opgedragen ze aan het volk door te geven opdat ze erin zouden geloven. Maar let op hun reactie in Exodus 6:1- 8 “Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem…Zeg tegen de Israëlieten: Ik ben de HEERE…Ik zal u brengen in het land waarvoor Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak en Jakob geven zou. Ik zal het u in erfelijk bezit geven, Ik, de HEERE. Zo sprak Mozes tot de Israëlieten, maar zij luisterden niet naar Mozes door hun moedeloosheid en de harde slavenarbeid.”
Het niet ingaan op Gods belofte door het volk was de aanleiding voor het maken van een ander verbond op de Sinai. Het verbond op de Sinai is niet de belofte van God om te verlossen maar de belofte van het volk om zelf hun verlossing te bewerken. We vinden dit verbond van de Sinaï of de belofte van het volk in Exodus 19:8 “Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE.” Verder ook in Exodus 24:3 “Mozes kwam terug en vertelde al de woorden van de HEERE en al de bepalingen aan het volk. Toen antwoordde heel het volk eenstemmig en zij zeiden: Al de woorden die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen.”
Dit lijkt op het eerste zicht een mooi antwoord maar het antwoord is niet gericht op de belofte, op wat God zal doen. Het is geen antwoord van geloof maar van de beslistheid om zelf de berg te verzetten. Ze waren van plan om met eigen middelen en op eigen kracht hun verlossing te bewerken.
We zien dat God meegaat in de beslissing van het volk en hen beveelt zich aan hun belofte te houden. Hij laat het verbond bekrachtigen met bloed.
Dat is ook de reden waarom dit verbond het oude of eerste verbond wordt genoemd. Het is het eerste verbond dat met bloed bekrachtigd wordt zoals we lezen in Hebreeën 9:18 - 20 “Daarom is ook het eerste niet zonder bloed ingewijd. Want nadat elk gebod overeenkomstig de wet aan heel het volk door Mozes meegedeeld was, nam hij het bloed van de kalveren en van de bokken met water en scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek zelf en heel het volk, terwijl hij zei: Dit is het bloed van het verbond dat God u bevolen heeft te houden.”
Het nieuwe verbond werd later bekrachtigd met het bloed van Christus. Omwille van deze volgorde in bekrachtiging door bloed wordt gesproken van het eerste en het tweede verbond.
In haar commentaar op de verbonden schrijft Ellen White:
“Hoewel dit tweede of nieuwe verbond reeds met Adam werd gesloten en vernieuwd met Abraham, kon het pas bekrachtigd worden na de dood van Christus. Het bestond door de belofte van God sinds de eerste aankondiging van verlossing was gegeven; het was aanvaard door geloof; toch wordt het, wanneer het door Christus bekrachtigd werd, een nieuw verbond genoemd. De wet van God was de basis van dit verbond. Het eeuwige of nieuwe verbond dan was eenvoudigweg een regeling om mensen weer in harmonie te brengen met de goddelijke wil, en hen te plaatsen waar ze Gods wet konden gehoorzamen.”
“Een ander verbond – in de Schrift het “oude” verbond genoemd – werd gevormd tussen God en Israël op de Sinaï, en werd toen bekrachtigd door het bloed van een offer. Het verbond met Abraham werd bekrachtigd door het bloed van Christus, en het wordt het “tweede” of “nieuwe” verbond genoemd, omdat het bloed waarmee het werd bezegeld, werd vergoten na het bloed van het eerste verbond.
Dat het nieuwe verbond geldig was in de dagen van Abraham blijkt uit het feit dat het toen werd bevestigd door zowel de belofte als de eed van
God – de “twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk was dat God zou liegen.” Hebreeën 6:18.” Ellen G. White, Patriarchen en Profeten pp, 370 – 371.
Wat was het eerste of oude verbond niet? Hebreeën 8:7 “Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht.” Het verbond van de Sinai zegt deze tekst was niet onberispelijk. Het kende gebreken. Het was niet in staat de mens te verlossen zoals het eeuwige verbond doet. Het was niet in staat de mens eeuwige erfgenaam te maken van het beloofde land. Het bracht kinderen voort van de slavernij, de slavernij aan de zonde. We weten dat wat God doet geen gebreken kent en altijd onberispelijk is. God maakt de mens geen slaaf van de zonde Hij verlost hem van de zonde. Het kunnen dus niet Gods woorden geweest zijn die aan de grondslag lagen van het eerste of oude verbond. Het waren de woorden van Gods volk die de basis vormden voor het verbond gemaakt bij de Sinai. Het was hun belofte nadat ze eerder Gods belofte door Mozes aan hen verkondigt hadden verworpen. Net als Abraham bij de verwekking van Ismael namen ze zich voor om buiten het geloof om zelf de gerechtigheid te bewerken die de wet eist om het eeuwig leven in te gaan.
In hun overmoed en niet beseffende de macht van de zonde in hun leven beloofde het volk alles te doen wat de Here voor hen wilde doen. Deze belofte was gebrekkig omdat ze omwille van de macht van de zonde niet kon verwezenlijkt worden.
Hoe reageerde God op de belofte van Zijn volk? De Schrift zegt in
Deuteronomium 5:28, 29 “Toen de HEERE uw woorden hoorde, toen u tot mij sprak, zei de HEERE tegen mij: Ik heb de woorden van dit volk, die zij tot u gesproken hebben, gehoord; alles wat zij gezegd hebben, is goed.
Och, hadden zij maar zo'n hart, om Mij te vrezen en Mijn geboden alle dagen in acht te nemen, opdat het hun en hun kinderen voor eeuwig goed zou gaan!”
Wetende dat hun hart niet met Hem was ging God een verbond aan dat gebaseerd was op de belofte van het volk. Waarom deed Hij dat? Ze moesten zichzelf leren kennen en tot het besef komen van hun nood aan een Verlosser. Ze moesten door de ervaring gaan die Paulus beschrijft in
Romeinen 7:19 - 24 “Want het goede dat ik wil (doen wat God vraagt, wat de wet eist), doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont. Ik ontdek dus deze wet in mij: dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene (of slaaf) maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is, ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?”
De mens kan op eigen kracht geen overwinning behalen over het kwaad en de zonde in zijn leven. Wanneer hij na veel vallen en opstaan tot dit inzicht komt, beseft hij zijn nood aan de Verlosser die God beloof in Zijn eeuwig verbond. De Verlosser bij wie vergeving is en overwinning over het kwaad.
Na de belofte van het volk om te gehoorzamen aan al de woorden van de Heere ging Mozes de berg op en ontving van God de wet geschreven op stenen tafelen. Ondertussen, beneden aan de berg, had het volk reeds het verbond gebroken door de aanbidding van het gouden kalf. De Schrift zegt ons wat Mozes deed in Exodus 32:19 “En het gebeurde, toen hij in de nabijheid van het kamp kwam en het kalf en de reidansen zag, dat Mozes in woede ontstak. Hij wierp de tafelen uit zijn handen en sloeg ze onder aan de berg in stukken.” Toen Mozes de tafelen van de wet van God uit zijn handen wierp en ze brak, moest dit hun, en alle mensen, voor altijd een goddelijke les leren: in het eerste verbond, in al hun pogingen tot zelfrechtvaardiging en in al hun beloften om de wet niet te breken, kan niemand ooit iets anders zien dan DE GEBROKEN WET. God had het verbond met hen gebroken en er bleef bij het volk geen hoop meer op de gunst van God.
Nu ze gekomen waren tot het besef van hun zwakheid en zondigheid en hun nood aan een Verlosser vinden we de woorden die Paulus aanhaalt in
Hebreeën 8:8, 10 “Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond (eeuwige verbond) zal sluiten…Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.”
Door de ervaring van het oude verbond brengt God Zijn volk naar het nieuwe of eeuwige verbond waar Hij belooft voor hen te doen wat ze onmogelijk voor zichzelf konden doen.
Uit dit alles zou moeten blijken dat de verbonden niet tijdsgebonden zijn.
We kunnen vandaag een oude-verbonds-mentaliteit hebben wanneer we denken het eeuwig leven waardig te zijn door het doen van godsdienstige zaken terwijl ons hart niet geheel aan de Heere is toegewijd. Tezelfdertijd doen we dingen naar de wet en dingen tegen de wet want de wet is niet geschreven in ons hart.
Voor mensen die leven onder het oude verbond en de wet niet in het hart hebben, dient de wet om te overtuigen van overtreding en schuld zoals Paulus schrijft in Galaten 3:19 “Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt.”
De grondtekst zegt dat de wet gesproken werd. Waarom werd zij gesproken op de Sinai? Zij werd gesproken omwille van de eerdere verwerping van Gods verbond. Indien het volk had geloofd in Gods belofte tot hen gebracht door Mozes dan zou Hij de wet hebben geschreven in hun hart en niet op stenen tafelen. Maar nu werd de wet gesproken om de zondigheid van de mens in het licht te stellen en zijn onvermogen om daar iets aan te veranderen zodat hij zijn nood zou beseffen aan een Verlosser.
De tekst zegt verder in Galaten 3:23 - 24 “Voordat het geloof echter kwam, werden wij door de wet bewaakt, als gevangenen opgesloten, totdat het geloof geopenbaard zou worden. Zo is dan de wet onze leermeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden.”
Over welk geloof spreekt de tekst? Het kan maar over een geloof zijn en dat is het geloof in de belofte van het eeuwige of nieuwe verbond. Zij die zonder dit geloof de gerechtigheid van de wet nastreven die zegt de tekst worden door de wet bewaakt of die zijn zoals de Schrift ook zegt onder de wet.
Ze zijn gevangenen van de zonde, veroordeeld door de wet.
Wat zegt Paulus tegen hen die tot het geloof gekomen zijn?
Romeinen 6:14 “Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.” Onder de wet zijn, betekent dus dat men onder de heerschappij van de zonde leeft en daardoor onder de veroordeling van de wet. Dit is de toestand van hen die leven onder het oude verbond, het verbond van de Sinai dat kinderen van de slavernij voortbrengt. Het oude verbond, de beslissing van de mens om zelf zijn verlossing te verdienen naar eigen inzicht en middelen en buiten het geloof om brengt de mens onder de wet; hij wordt gevangen gehouden in zijn slavernij aan de zonde
Wie onder de genade is, leeft door het geloof in de belofte of het genadeverbond; over hem heerst de zonde niet.
De plaats van de wet in Gods verbond
Wat zegt de Schrift over de wet die God aan Mozes gaf in Exodus 34:28 “Hij was daar namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.”
Als de wet bestaande in tien geboden de woorden zijn van Gods verbond dan behoort de wet tot de belofte en dan is het God die in Christus liefde voor en gehoorzaamheid aan de wet in ons uitwerkt. Zo wordt het ook door God gezegd in Jeremia 31:33 “Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen (de dagen van de Sinai of oude verbondsmentaliteit) met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.”
Hij die gelooft in het eeuwige verbond kan zeggen zoals in Psalm 40:9 “Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen;
Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste.” Hij die geloof oefent in de belofte zal God liefhebben en zijn naaste want de wet en het houden ervan zijn deel van de belofte. Geloof in de belofte werkt, zoals we gezien hebben in het begin, bij Abraham gehoorzaamheid uit. Wanneer je beweert geloof te hebben maar je hebt geen gehoorzaamheid dan heb je geen Bijbels geloof.
Jou geloof is niet de genadegave van God, het is niet de schaar die bij het pakje hoort. Het is een onnuttig voorwerp dat het pakje niet kan openen.
Waar geloof leidt altijd tot het houden van de wet, tot liefhebben van God en de naaste. Wat Paulus benadrukt met de woorden in Romeinen 3:31 “Doen wij dan door het geloof de wet teniet? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet.”
Liefde als drijvende kracht van Gods verbond
Geloof is een gave van God maar het is aan ons om deze genadegave te gebruiken en geloof te beoefenen. We hebben dat eerder geïllustreerd met het pakje en de schaar. Die krijg je allebei maar je moet de schaar gebruiken om het pakje te openen. Doe je dat niet dan heb je niets aan het pakje
In dat geval spreekt Paulus tot ons en zegt in 2 Korinthe 6:1 “En als medearbeiders van God roepen wij u er ook toe op de genade van God niet tevergeefs ontvangen te hebben.”
De Schrift zegt dat geloof komt met het horen van het woord. Wanneer wij het woord van de belofte horen dat zegt dat God ons vergiffenis schenkt in Christus en Zijn wet in ons hart schrijft zodat we erfgenamen worden van het eeuwig bezit dan komt dat woord van de belofte met geloof. Maar wij moeten de keuze maken om deze genadegave van het geloof te beoefenen om ons over te geven aan de werking van dat woord zodat dat woord in ons alles zou volbrengen wat het zegt anders doet de belofte niets voor ons.
Er is maar een iets dat ons ertoe kan aanzetten die keuze te maken om te geloven en dat is Gods liefde. De Schrift spreekt daarom over “het geloof dat door liefde werkzaam is” (Galaten 5:6). De letterlijke vertaling van de grondtekst leest: “geloof werkt omwille van de liefde”. Liefde is de reden waarom geloof in de belofte beoefent wordt. Liefde is de drijfveer om het geloof dat ons rechtvaardig maakt te beoefenen.
God heeft veelvuldig het bewijs gegeven van Zijn eeuwige liefde voor ons. Hij schenkt ons elke dag het leven ook al verdienen wij het niet. Hij geeft ons door Zijn onnoemelijk lijden geopenbaard aan het kruis een nieuwe kans om het leven te grijpen.
Paulus zei de liefde van Christus dringt mij want ik ben tot dit inzicht gekomen dat Hij voor mij Zijn leven heeft gegeven (2 Korinthe 5:14). Het diepe besef van Christus’ liefde was wat Paulus elke dag aanzette om geloof te oefenen in de belofte, in het woord van God en zo het woord toe te laten de belofte uit te werken in zijn leven. Op het einde van dit leven van geloof dat door liefde werkte kon hij zeggen in 2 Timotheüs 4:7-8 “Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.” In dit alles geeft Paulus alle eer aan God. De belofte was van God het geloof was van God en de liefde die ons dringt was van God. Het is alles uit genade.
Ellen G. White in haar commentaar op het leven van Jezus schrijft: “Het zou goed voor ons zijn om elke dag een uur lang aandacht te besteden aan het overdenken van het leven van Christus. We moeten het punt voor punt bekijken en onze verbeelding de vrije loop laten bij elke scène, vooral de laatste. Terwijl we zo stilstaan ​​bij Zijn grote offer voor ons, zal ons vertrouwen in Hem constanter zijn, zal onze liefde worden aangewakkerd en zullen we dieper doordrongen raken van Zijn Geest.”– {DA 83.4}
De vraag is nu leef ik vandaag onder het oude of onder het nieuwe of eeuwige verbond? Probeer ik rechtvaardig voor God te staan op eigen kracht en met eigen middelen op grond van dingen die ik doe of geloof ik gedrongen door Zijn liefde in Zijn belofte en laat ik zo het woord van de belofte in mij werken tot vergeving en reiniging van mijn zonden zodat ik ten allen tijde niet alleen een hoorder maar ook een dader ben van het woord, de wet geschreven hebbende in het hart? Heb ik het geloof dat de berg heeft verzet en in de zee heeft geworpen? Heeft de zonde nog macht in mijn leven of ben ik bevrijd van haar macht zodat ik de wil van God doe, ten allen tijde goed doende zoals Jezus mij heeft getoond?
Draag ik verwoed mijn eigen lasten of heb ik God toegelaten ze van mij af te nemen om voor mij te zorgen op zijn manier? Ben ik een kind van de slavin of een kind van de vrije? Ben ik een Ismael die niets wil gezegd zijn en met iedereen overhoop lig. Of ben ik een Isaak die mijzelf verloochent en alles doe om de vrede te bewaren wachtend op God.
Ervaar ik de zegeningen van het eeuwige verbond; de vrede met God in voortdurende verbondenheid levend naar Zijn wil, de kracht van de Geest die mij vrijheid schenkt om alles te doen in liefde?
Een eerlijk antwoord is hier meer dan ooit op zijn plaats en van levensbelang.
Niet alleen voor onszelf maar ook voor de redding van anderen die door het zien van de uitwerking van de belofte in ons leven God leren kennen zoals Hij is en geloven in wat Hij zegt.