top of page

Over het lijden

God met ons

De Bijbel is het woord van Hem “die voor ons geleden heeft” (1 Petrus 4:1). Hij wordt naar voor gebracht als Hij die Zijn volk draagt zoals de Herder het gewonde en verloren schaap draagt (Jesaja 63:9; Lucas 15:5). God draagt en kent het lijden van elke mens en kan dan ook terecht genoemd worden “de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting” (2 Korinthe 1:3.) Bij Hem vinden we niet alleen vertroosting in het lijden maar ook een antwoord op al onze vragen betreffende het lijden. 

Nikolaj P. Chrapov verbleef dertig jaar van zijn leven in de Russische Goelag (strafkampen) en is er uiteindelijk gestorven. In zijn boek “Het geluk van het verloren leven” beschrijft hij het vreselijke lijden in de kampen. Op de laatste bladzijde getuigt hij ervan dat God hem altijd gedragen heeft.

Hij schrijft: 

‘Op adelaarsvleugelen gedragen

Over de bruisende zee van de tijd

Gedragen op adelaarsvleugelen 

Tot in de eeuwigheid

 

Over bergen en dalen en diepten

Steeds hoger naar de hoogste hemel

De vleugels zijn sterk die mij dragen

De vleugels waarop ik sta’.

 

Omgaan met het lijden

We leven in een wereld waar goede dagen plots kunnen veranderen in dagen van ellende, een wereld waar het licht plots kan uitvallen en we rondtasten in de duisternis. In het besef hiervan zeggen sommigen dat ze hopen op het beste maar voorbereid zijn op het ergste. Maar hoe kan men zich voorbereiden op onnoemelijk lijden? Is dat wel mogelijk?

 

Stel je voor, je rijdt straks terug naar huis en iemand houdt je onderweg tegen om je te vertellen dat al je kinderen betrokken waren bij een auto-ongeval en jammer genoeg omgekomen zijn. Helemaal ontzet rijdt je even later de straat in waar je huis staat, maar in de plaats van je huis zie je een smeulende brandhoop. Na deze vreselijke rampen kom je er niet meer toe je te focussen  op je werk. Je wordt bij de baas geroepen die zegt dat het zo niet verder kan en dat ook het bedrijf hieronder lijdt daarom zit er niets anders op dan je te ontslaan. Enkele weken later na een onderzoek bij de dokter krijg je te horen dat je kanker hebt. Je echtgenoot of echtgenote kan het allemaal niet meer aan en laat je alleen zitten. Wanneer je het verhaal van Job kent zul je zeggen dat dit rampscenario er goed op lijkt. Je was zo gezegend en nu ben je plots alles wat je dierbaar was  kwijt.  Je voelt je niet alleen naakt voor God staan maar ook helemaal door Hem verlaten. Was dat het ergste waarop je voorbereid was? Wat is je antwoord naar God toe?

 

Hoe je reageert op een onverwachte ramp in je leven hangt af van een aantal factoren. Een eerste factor is kennis. Het al dan niet hebben van kennis in verband met wat je overkomt kan een groot verschil maken in de mate van hoe je lijdt onder het gebeuren.

Onlangs belde mij iemand op om te vragen of ik hem kon helpen met een stukgesprongen waterleiding die het hele huis onder water had gezet. Hij had al een paar dagen de loodgieter proberen te bereiken maar die liet niets van zich horen. Ik vroeg aan die mens een foto te maken van de betreffende waterleiding en deze door te sturen. Ik zag meteen wat er aan de hand was, nam het nodige gereedschap mee en ging nieuwe stukken halen in de winkel. Een half uur later was alles hersteld. Mijn kennis van loodgieterij reduceerde het probleem tot een klein ongemak terwijl het ontbreken van deze kennis voor de betrokken persoon een kleine ramp was.

 

Een tweede factor is wat je hebt geleerd uit dat wat je hebt meegemaakt. Op een dag toen ik aan het werk was op een groot veld verloor ik een geleende polshorloge. Pas toen ik terug thuis kwam, merkte ik dat het horloge er niet meer was. Ik ben op mijn knieën gegaan en heb gebeden, “Heere, dit is een immens groot veld, hoe kan ik ooit de horloge terugvinden, u weet waar het ligt, wil je het mij tonen?”

Terug bij het veld gekomen, zag ik meteen in de verte iets schitteren. Ik liep ernaar toe en zag het horloge liggen waarop de zon haar licht had weerkaatst.  Deze ervaring is mij altijd bijgebleven en geeft mij rust wanneer ik iets verlies of niet terugvind. Ik weet dat God alles ziet en weet en mij toont waar de dingen zijn wanneer ik het Hem vraag. 

Een derde factor is de voorbereiding op wat komen gaat. Ben je voorzienend en tref je maatregelen voor wat op je afkomt dan kan dat je van veel lijden besparen.

Op pensioen gaan, brengt voor heel wat mensen veel lijden met zich mee. De meeste mensen bereiken in hun leven de pensioen leeftijd. Dit is een gebeuren waar heel wat verandert. 

Zij die niet de tijd hebben genomen om daarover na te denken en zich voor te bereiden kunnen plots voor grote moeilijkheden komen te staan op financieel vlak, op vlak van gezondheid, op sociaal vlak.

 

De Bijbel heeft heel wat te zeggen betreffende de drie factoren die bepalend zijn voor de manier waarop we met lijden omgaan en de mate van lijden die we kunnen dragen. 

 

Kennis

We krijgen bij het bestuderen van Gods woord kennis over het waarom van het lijden en hoe we er kunnen mee omgaan zodat het ons dichter tot God en Zijn doel met ons brengt. Zo bevestigt Paulus in Romeinen 8:28 “En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen (ook het lijden) meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”

 

We kunnen God bij het lijden niets verwijten. Hij doet ons geen kwaad maar ten allen tijde goed. Het leven van Jezus getuigt daarvan. Jezus zei: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9) en “Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen” (Johannes 17:6). 

Door naar het leven van Jezus te zien, leren we ook hoe de Vader is; hoe God is.

Over Jezus wordt gezegd in Handelingen 10:37, 38, “U weet wat er gebeurd is in heel Judea…hoe God Jezus van Nazareth gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht en hoe Hij het land doorgegaan is, terwijl Hij goeddeed en allen die door de duivel overweldigd waren (die leden), genas, want God was met Hem.”

In het leven van Jezus vinden we de zekerheid dat God goed is en ons enkel goed doet. Hij is het die bevrijdt van het kwaad dat uit de duivel is en dat de oorzaak is van alle lijden. 

Dat God geen kwaad berokkent en enkel goed doet, wordt naar voor gebracht in Jakobus 1:17 “Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.” Er komen van de Vader geen kwade dingen. 

 

De schepping was een goed en volmaakt geschenk van God.  Genesis 1:31 zegt: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.” In het begin nadat God alles had gemaakt was er geen kwaad op deze aarde. Hoe dan is het kwaad er gekomen? Romeinen 5:12 antwoordt: “Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.” Het is de keuze van de mens om kwaad te doen, om te zondigen, waardoor het kwaad er gekomen is. Zonde is wat tegen het goede leven, dat God heeft geschapen,  ingaat. Dat is wat de eerste mens deed. Hij ging in tegen het goede leven. Hij deed dat door niet te geloven wat God had gezegd; door in te gaan tegen wat God over Zichzelf had bekend gemaakt. Zo staat er geschreven in Romeinen 14:23, “En alles wat niet uit geloof is, is zonde.”

Het was wanneer de mens de keuze maakte om te geloven in de leugen van Satan dat zonde, lijden en dood in de wereld kwamen. Sommigen zijn van mening dat ze hier God verantwoordelijk kunnen stellen omdat Hij de Satan geschapen heeft. Ze beweren dat indien God de Satan niet zou geschapen hebben, we van alle ellende zouden gespaard gebleven zijn. 

Dit zeggende vergeten ze in beschouwing te nemen dat elk wezen geschapen met een vrije wil de keuze kan maken voor het kwaad. God in ieder geval aanvaardt de opmerking niet als een excuus wanneer Eva zegt in Genesis 3:13, “De slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten.” Ook zij probeert de schuld bij de slang te leggen die God had geschapen.

Bij de eerste verleiding gebruikt Satan de slang als een medium. Zelf werd hij niet geschapen als Satan maar als Lucifer. Zoals zijn naam zegt, was hij de engel van het licht waarover geschreven staat in Ezechiël 28:14, 15,  “U was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt… U was op Gods heilige berg, u wandelde te midden van vurige stenen. Volmaakt was u in uw wegen, vanaf de dag dat u geschapen werd…”

Lucifer behoorde tot de wezens die God had geschapen met een vrije wil. Evenals de mens maakte hij de keuze zijn eigen weg te gaan en zich te verheffen tegen zijn Schepper door Zijn woord in twijfel te trekken en uiteindelijk te verachten zoals beschreven staat in Jesaja 14:13, 14 “En ú (Satan) zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting aan de noordzijde. Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.”

 

Nee dus, God treft geen schuld. Hij schiep de engelen en de mens volmaakt goed. Het kwaad is geheel te wijten aan de vrijwillige keuzes die deze geschapen wezens maakten. Moeilijk te overtuigen van Gods rechtvaardigheid en goedheid wordt door enigen toch nog de vraag gesteld of God werkelijk niets gedaan heeft wat Lucifer en de mens aanzette om de hun tegen God gerichte keuzes te maken. Heeft God niet gezorgd voor een reden, was Hij niet te streng of te veeleisend, vragen ze zich af.

De Bijbel zegt dat God niets doet dat iemand zou kunnen aanzetten tot afkeer van of opstand tegen Hem. “Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door God verzocht. God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand” (Jakobus 1:13).

God duwt niemand in het kwade integendeel Hij overspoelt ons met liefde en genade zoals de profeet Jesaja getuigt in Jesaja 63:9 “In al hun (Israel) benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost. Door Zijn liefde en door Zijn genade heeft Híj hen bevrijd;

Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van weleer.”

 

God heeft boven alles in Jezus geopenbaard dat het kwaad niet van Hem komt en ook niet door Hem wordt aangestoken. Hiervan ten volle overtuigd, schrijft Paulus: “Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” (Romeinen 8:32). De gave van Gods Zoon voor onze redding is het overtuigend bewijs van Gods goedheid op grond waarvan Johannes schrijft: “God is liefde.” (1 Johannes 4:8). 

Met deze kennis blijft het ontstaan van de zonde bij Lucifer een mysterie. Er bestond geen enkele reden voor de zonde en toch is deze er gekomen, heeft ze de val van van Lucifer en de mens veroorzaakt en geleid tot het onnoemelijk lijden en offer van Gods Zoon die Zichzelf gaf om ons van de zonde te verlossen.

 

Wat de mens betreft komt de verzoeking tot het kwade van waar het kwaad aanwezig is. Het komt van Satan die ons tot zonde probeert te misleiden maar het komt ook vanuit ons eigen hart dat tot zonde geneigd is. Van dit laatste maakt Satan gretig gebruik. Hij speelt in op onze neigingen en maakt ze onweerstaanbaar.  

Jezus wordt in de Bijbel de tweede Adam genoemd en net als de eerste Adam werd ook Hij door de Satan verzocht wat betekent dat de Satan Hem ertoe wilde brengen om te zondigen. Een sterk voorbeeld daarvan vinden we bij de verzoeking in de woestijn vermeld in Markus 1:13, “En Hij (Jezus) was daar in de woestijn veertig dagen en werd verzocht door de satan…” De Satan echter kon Jezus niet tot zondigen brengen. Daarmee wordt bevestigd dat Satan en zijn misleidingen niet kunnen naar voor gebracht worden als een excuus voor de zonde. Men kan niet zeggen: “satan heeft mij doen zondigen.” Jezus die ons menszijn heeft aangenomen toont dat wij als mens kunnen kiezen om niet in te gaan op dat waar satan ons toe wil verleiden. Wanneer we zondigen is dat altijd onze eigen verantwoordelijkheid wat niet betekent dat de verzoeker vrijuit gaat zoals Jezus duidelijk maakt aan Zijn discipelen in Lukas 17:1- 3, “En Hij zei tegen de discipelen: Het is onmogelijk dat er geen struikelblokken (verzoekingen) komen, maar wee hem door wie deze komen. Het zou voor hem nuttiger zijn als hem een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen dan dat hij één van deze kleinen zou doen struikelen.”

 

We worden echter niet enkel verzocht door Satan of hen die door Satan worden gebruikt. Omwille van onze zondige natuur worden we ook van binnenuit verzocht om dingen te doen die niet goed zijn. Dingen waarmee we onszelf en anderen pijn doen. Zo zegt Jakobus 1:14, 15, “Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt. Daarna, wanneer de begeerte bevrucht is, baart ze zonde, en wanneer de zonde volgroeid is, baart ze de dood.”

We kennen dat allemaal, die gedachten en gevoelens die in ons opkomen waarvan we weten dat ze niet goed zijn, maar we kunnen er niet aan weerstaan en handelen ernaar. Dat is de reden waarom Paulus uitriep: “Ik ellendig mens wie zal mij verlossen?” Daarmee gaf hij uiting aan het feit dat we in eigen kracht deze innerlijke neigingen niet kunnen weerstaan; we hebben een Verlosser nodig.

 

Nu zijn er ook sommigen die de opmerking maken dat God ons zo heeft geschapen dat we kunnen kiezen voor het kwade en dat Hij dat beter niet had gedaan. Ze zeggen dat indien God mensen had gemaakt die enkel het goede konden kiezen dat dan al deze ellende ons niet was overkomen. Maar hadden we dan kunnen liefhebben als we alleen goed kunnen doen en niet de keuze hebben om niet lief te hebben? Liefde vraagt een vrije wil. Wie kan liefhebben moet ook kunnen haten. Hij moet kunnen kiezen voor het leven en voor de dood. Niemand hecht enige waarde aan de woorden, “ik zie je graag” van een partner die geen andere keuze kan maken.

 

Weinigen denken eraan dat God bij het geven van de vrijheid om te kunnen liefhebben of haten, wist dat Hij een groot risico nam. Maar Hij nam liever dit risico dan een speelgoedwereld te scheppen met enkel poppen die Hij met touwtjes kon bedoenen. Meer nog Hij deed dit wetende dat Hijzelf het meest zou lijden indien de keuze om te haten werd gemaakt.

Sta hier even bij stil. Wij lijden enkele dagen, weken en soms jaren omwille van onze verkeerde keuzes. God lijdt al duizenden jaren omdat Hij bereidt was dat te doen - te lijden voor ons -  toen Hij ons schiep als vrije wezens. Iemand schreef “Het kruis is een openbaring van de pijn die God geleden heeft omwille van de zonde sinds haar begin.” Hoe groter de liefde,  en God is liefde, hoe groter het lijden omwille van het kwaad bij hen die geliefd zijn en die men niet verloren wil zien gaan.

 

Het is niet alleen de mens die zichzelf en andere doet lijden. De natuur doet ook haar duit in de zak. Welke plaats moeten we geven aan het lijden tengevolge van de wispelturigheden van de natuur? We zagen reeds dat bij de schepping alles goed was. We kunnen de redenen voor natuurrampen niet zoeken bij God; Zijn schepping was volmaakt.

Bij de schepping werd de mens, met Gods zegen, de verantwoordelijkheid gegeven om te heersen over de aarde zoals we lezen in Genesis 1:28, “En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!” Het welzijn van alle leven op deze aarde zou bepaald worden door de goede zorgen van de mens.

Adam kreeg de opdracht de paradijselijke tuin te bewerken en te bewaren. Het kwaad dat rondwaarde in de persoon van Satan en zijn leger gevallen engelen, moest hij buiten houden. Adam echter gaf zijn heerschappij over aan de Satan door te falen in het volbrengen van de hem door God gegeven verantwoordelijkheden door mee te gaan in dat wat Eva aan hem opdrong.  Zo werd Satan “de vorst van deze wereld” (Johannes 14:30).

De ingesteldheid van deze vorst wordt naar voor gebracht in het volgende vers in Openbaring 12:12, “Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.” Zijn grote woede is gericht tegen God die hem uit de hemel heeft geworpen omdat hij daar een oorlog ontketende. (Zie Openbaring 12). Uit wraak gaar hij tot het uiterste om het karakter, de naam van God, te besmeuren. Hoe kan hij dat beter doen dan door de eens volmaakte schepping tot een gevaar te maken voor de mens om deze vervolgens te misleiden in zijn denken zodat de mens God gaat vervloeken voor alle rampspoed die de natuur over hem brengt? 

Nadat Satan  door het manipuleren van de krachten van de natuur Job alles ontnomen had wat hem dierbaar was en ook zijn eigen gezondheid, bereikte hij bijna zijn doel met behulp van de woorden van Job’s vrouw die zei: “Houd je nog steeds vast aan je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf” (Job 2:9). We zien hier een mooi staaltje van Satan’s wreedheid die maakt dat de enige menselijke steun die Job overbleef zich tegen hem keert. Job echter, God kennende, antwoordde in Job 2:10, “Maar hij zei tegen haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.” 

Zij die aandachtig gevolgd hebben zullen zeggen, “maar spreekt de Bijbel zichzelf niet tegen?

Wordt hier nu niet gezegd dat niet enkel het goede maar ook het kwade van God komt? Nee, dat is niet wat Job bedoelt. Hij weet echter dat God het kwaad enige ruimte geeft en dat wat er ook gebeurt het einde voor Gods kinderen goed zal zijn. Hij weet dat de dood hem het leven zal ontnemen maar dat Gods liefde sterker is dan de dood en zegt: “Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorknaagd hebben,

zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Ik zelf zal Hem aanschouwen, en mijn ogen zullen Hem zien, niet een vreemde; mijn nieren bezwijken van verlangen in mijn binnenste” (Job 19:25).

De Bijbelse verslaggeving bevat tal van bewijzen dat God Zijn kinderen beschermt. Hij staat niet toe dat Satan de grenzen overschrijdt die Hij heeft bepaalt. Wanneer Zijn volk echter tegen Hem rebelleert door niet te luisteren naar Zijn woord gebracht door de profeten en doorgaat in het doen van wat onrecht is laat God hen over dat wat ze kiezen; een leven zonder Hem. Hij neemt zijn bescherming weg zodat de gevolgen van onze keuzes over ons komen zoals vermeld in Psalm 81:12-13,  “Maar Mijn volk heeft naar Mijn stem niet geluisterd, Israël is tegenover Mij onwillig geweest. Daarom gaf Ik hen over aan hun verharde hart, zodat zij in hun eigen opvattingen voortgingen.” Deze uitdrukking “God gaf hen over” vinden we nog terug in de Bijbel. Het betekent dat God ons geheel overlaat aan dat wat we kiezen. We vinden een voorbeeld van “God gaf hen over” in het begin van het boek Daniël. “En de Heere gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn (Nebukadnezaar) hand…” (Daniël 1:2). De context geeft weer dat Juda niet naar God wilde luister en dat God hen daardoor overliet aan de vijand van Zijn volk. 

In de context van de geschiedenis van Job lezen we dat Satan beweert dat Job God dient omdat God Job bevoorrecht. Om te tonen dat Satan ongelijk heeft laat God toe dat Satan Job kwaad doet. Hij opent een deur voor Satan waardoor deze kan gaan om Job pijn te doen. We zien vervolgens dat Satan de natuurelementen gebruikt om Job in het ongeluk te storten.

 

God voorzegde Adam dat de natuur zich tegen hem zou keren in Genesis 3:17, 18,  “En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u geboden had: U mag daarvan niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven; dorens en distels zal hij voor u laten opkomen en u zult het gewas van het veld eten.” De distels en de dorens en alle andere kwellingen en ongemakken van de natuur zijn er niet door God gekomen maar door de vorst van deze wereld die de planten en de dieren manipuleerde. Iemand schrijft: “Maar zelfs het kind zal, als het in contact komt met de natuur, reden zien voor verbijstering. Hij kan niet anders dan

de werking van antagonistische krachten herkennen. Het is hier dat de natuur een tolk nodig heeft. Als we kijken naar het kwaad dat zich zelfs in de natuurlijke wereld manifesteert, hebben we allemaal dezelfde treurige les te leren.”

Deze les vinden we in Mattheüs 13:24-28, “Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan iemand die goed zaad zaaide in zijn akker. Maar toen de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging weg. Toen het gewas opkwam en vrucht voortbracht, kwam ook het onkruid tevoorschijn. De dienaren van de heer des huizes gingen naar hem toe en zeiden: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar komt dan dit onkruid vandaan? Hij zei tegen hen: Een vijand heeft dat gedaan.”

Het woord vijand hier is een vertaling van het Hebreeuws “echtros” wat ook kan vertaald worden met “hij die haat”, “hij die woedend is” “de tegenstander”. Nu het is niet moeilijk om in te zien over wie het hier gaat.

De vorst van deze wereld, de vijand is de voortbrenger van distels en doorns, stekels en giftanden, verscheurende tanden en slagtanden, ziekmakende schimmels en killer-virussen.

Hij manipuleert de krachten van wind, water, vuur en aarde  om verwoesting en ellende te brengen. Hij doet dat in de hoop dat alle mensen zouden spreken als de vrouw van Job en God vaarwel zeggen.

 

De gelovige kent het gevaar dat hem omringt en bidt altijd om bescherming 

wanneer hij opstaat en wanneer hij neerlegt wanneer hij op weg gaat en wanneer hij thuiskomt.

Hij herinnert de Heer aan de belofte in Psalm 121:5 “De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand. De zon zal u overdag niet steken, de maan niet in de nacht. De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren. De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid.”

 

Alle mensen worden in meer of mindere mate getroffen door het lijden dat er gekomen is door de verkeerde keuzes van henzelf, van anderen, en de woede van Satan die uitgewerkt wordt via zijn handlangers, en de natuurelementen.

 

Naast het lijden dat iedereen treft is er het bijzondere lijden van Gods kinderen. Dit lijden wordt veroorzaakt door de oorlog die er woedt tussen Satan en Zijn engelen en het Lam en Zijn engelen. In deze oorlog rich Satan al zijn pijlen op het volk van God. We lezen erover in Openbaring 12:13, 17 “En zodra de draak zag dat hij op de aarde was neergeworpen, ging hij de vrouw vervolgen die het mannelijke Kind gebaard had…En de draak werd boos op de vrouw, en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God in acht nemen en het getuigenis van Jezus Christus hebben.”

Wat betreft dit lijden omwille Van ons geloof zegt Petrus “Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam. Maar verblijd u naar de mate waarin u gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, opdat u zich ook in de openbaring van Zijn heerlijkheid mag verblijden en verheugen” (1 Petrus 4:12, 13);

Daarbij moeten we altijd in gedachte houden wat geschreven staat in 1 Korinthe 10:13 en Romeinen 8:28, 29 “Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan…En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”

 

Samengevat kunnen we zeggen dat wie lijdt omwille van zijn geloof en zich daarin vastklampt aan Gods beloften er enkel beter van wordt in de zin dat Hij meer gaat gelijken op Jezus. God maakt een handig gebruik van het lijden om het beeld van Zichzelf in ons te herstellen. Daarom spreekt Gods Geest bij monde van Jakobus, “Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt, want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt. Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken, opdat u volmaakt bent en geheel oprecht, en in niets tekortschiet”(Jakobus 1:2-4).

 

Ervaring

Wat we uit ons eigen lijden en dat van anderen hebben geleerd heeft ook een grote invloed op de manier waarop we reageren op het lijden dat ons overkomt. Er zijn echter mensen die nooit iets leren uit hun lijden. Ze zijn opstandig en kwaad op anderen en op God. Het enige resultaat is dat dit hun lijden nog zwaarder maakt.

Hoe verschillend is de ervaring van hen die de juiste kennis hebben over het lijden. Die steun vinden bij God en Zijn beloften  Die zich zelfs kunnen verblijden in de wetenschap dat het lijden het goede uitwerkt en de groei van de vruchten van de Geest stimuleert (zie Galaten 5:22).

Hoevelen zijn bij hun lijden getroost en gesterkt geweest omdat zij de ervaringen indachtig waren van Jozef, Job, Daniël, Paulus en Jezus zelf? Zoals de persoon in het begin van deze lezing verloor ook Job alles wat hem dierbaar was. Zijn vertrouwen in God bleef daarbij onwankelbaar. Te midden van zijn immens lijden zei hij zoals reeds eerder aangehaald: “Ik weet mijn Redder leeft en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. Ik zal Hem met eigen ogen zien”(Job 19:25).

Dit volhardend vertrouwen in God bracht hem veel dichter bij God dan hij ooit was geweest. Nadat God hem uit zijn lijden had verlost zei Job: “Alleen door het horen met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien… En de HEERE zegende het latere leven van Job meer dan zijn eerdere” (Job 45:5, 12).

 

Paulus beschrijft uitvoerig zijn eigen lijden omwille van het evangelie in 2 Korinthe 11:24-28 “Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één zweepslagen ontvangen. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een heel etmaal heb ik in volle zee doorgebracht. Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders, in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid. Afgezien van wat van buitenaf komt, overvalt mij dagelijks de zorg voor alle gemeenten.” Men zou zich afvragen wat hem staande hield en hoe het komt dat zijn enthousiasme niet bekoeld werd. Het antwoord van Paulus op deze vraag vinden we in

2 Korinthe 4:16-18, “Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een d wq eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg.

Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.”

 

Paulus ervaart het lijden als iets wat hem innerlijk vernieuwd en zo dichter brengt bij het doel van God. Dat doel is in ons een karakter te vormen gelijkend op dat van Jezus. Dit werk van God in ons is van eeuwige waarde, het zal nooit vergaan. 

 

Velen verlangen in hun persoonlijk leven de kracht van God te ervaren. Paulus laat ons weten dat dit gebeurt wanneer wij ons in onze zwakheid, in onze noden en ons lijden tot God richten en dit doen steunend op Zijn beloften, niet in twijfel en opstandigheid maar in vertrouwen en overgave. 

Hij zegt in 2 Korinthe 12:9-10 “Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen. Daarom heb ik een behagen in zwakheden, in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus' wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig.”

 

Voorbereiding

We lezen in  Spreuken 18:15, “Het hart van verstandigen verwerft kennis, en het oor van wijzen zoekt kennis.”

Het vergaren van kennis door het lezen en bestuderen van Gods woord is belangrijk maar enkel doeltreffend als voorbereiding op het lijden wanneer we die kennis ook in de praktijk brengen.

De stormen van het leven die ons proberen omver te blazen kunnen enkel goed doorstaan worden door het kennen en doen van het woord. 

Jezus zegt in Mattheüs 7:24-25 “Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft;

en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.”

 

Het woord van God bevat naast de beloften van Gods bijstand en liefdevolle zorg ook veel praktische raadgevingen die indien we die opvolgen ons kunnen besparen van veel lijden of ons helpen het lijden beter te doorstaan. Neem als voorbeeld Spreuken 6:6-8, “Ga naar de mier, luiaard, zie zijn wegen en word wijs. Hoewel hij geen aanvoerder heeft, geen leidinggevende of heerser, maakt hij zijn eten gereed in de zomer, verzamelt hij zijn voedsel in de oogsttijd.”

De ‘mier’ treft in tijden van voorspoed voorbereidingen voor de moeilijke tijden. Zijn voorraadschuren zijn vol. De elektriciteit mag uitvallen, de winkelrekken mogen leegstaan, een epidemie mag uitbreken, de ‘mier’ is er op voorbereid. Hij heeft de nodige middelen en de handigheid om moeilijke tijden te doorstaan.

 

Er zijn vier gewoonten die we elke dag kunnen beoefenen in voorbereiding op de kwade dagen.

Drie staan beschreven in Filippenzen 4:4-6,  “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u. Uw welwillendheid (vriendelijkheid en dienstbaarheid) zij alle mensen bekend. De Heere is nabij. Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God.”

De gewoonte om zich te verblijden is de gewoonte om steeds te denken aan alles waarvoor we God dankbaar kunnen zijn en dat is te veel om op te noemen. Welwillendheid is de gewoonte om goed te doen, het is de bereidheid om oog te hebben voor de nood van de andere. Spreuken 11:25 zegt daarover: “Een zegenende ziel wordt verzadigd, en wie te drinken geeft, die zal ook te drinken krijgen. Zich niet bezorgd maken door alles in gebed aan Gods voeten te leggen in de zekerheid dat Hij Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem alle dingen zal schenken, is de derde gewoonte die samen met de vorige ons sterk en geduldig maakt in alle lijden. Wie deze gewoonten onderhoudt kan rekenen op de vervulling van de belofte gegeven in vers 7, “en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.”

De vierde gewoonte vinden we in Psalm 41:2-4, “Welzalig is hij die verstandig omgaat met een ellendige in dagen van onheil zal de HEERE hem bevrijden. De HEERE zal hem bewaren en hem in het leven behouden; hij zal op aarde gelukkig gemaakt worden. Geef hem niet over aan het verlangen van zijn vijanden. De HEERE zal hem ondersteunen op zijn rustbank; als hij ziek is, maakt U heel zijn ziekbed anders.”

 

Besluit

We stelden ons de vraag hoe we zouden reageren bij een jobservaring. Nu we geleerd hebben dat onze reactie bepaald wordt door enkele factoren zoals kennis over het bestaan van het lijden, ervaring met God in het lijden en voorbereiding op moeilijke tijden, kunnen we ons afvragen in hoeverre deze een rol spelen in ons leven.

 

Ze speelden een belangrijke rol in het leven van Paulus. Hij geeft in Romeinen 5:3 uiting aan zijn kennis over het lijden, “En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.”

Zijn ervaringen met God vertelden hem dat God hem niet in de steek liet. Daarom zegt hij in Romeinen 8:35,  “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?”

Paulus had ook heel wat vaardigheden ontwikkeld. In tijden van nood maakte hij tenten (handelingen 18:3) waardoor hij zichzelf voorzag in de nodige middelen en ook nog kon tegemoetkomen in de noden van anderen. “En u weet zelf dat deze handen dienst hebben gedaan om te voorzien in mijn behoeften, en voor hen die bij mij waren. Ik heb u in alles laten zien dat men, door zo te arbeiden, het moet opnemen voor de zwakken en de woorden van de Heere Jezus in herinnering moet houden, namelijk dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:34).

​

bottom of page