top of page

Daniël 7. Dieren uit de zee.

In de uiteenzetting van de droom van Nebukadnezar en de verklaring ervan kwamen we tot de vaststelling dat deze profetie het verloop van de geschiedenis voorspelt vanaf de tijd waarin de profeet leefde tot aan de oprichting van Gods koninkrijk. De wereldrijken die elkaar opvolgden waren Babylon, het rijk van de Meden en Perzen, het Griekse rijk, het Romeinse rijk, het Roomse rijk en het grote Babylon van de eindtijd. De Bijbel vernoemt nog twee wereldrijken die vooraf gingen aan de periode voorgesteld door het beeld namelijk het Egyptische rijk en het Assyrische rijk. Dit brengt het totaal van de in de Bijbel vernoemde wereldrijken op acht. Dit is een getal dat we later in de studie van het boek Openbaring zullen terugvinden.

We merkten op dat het ijzer van de benen doorliep tot in de tenen maar daar vermengt was met klei. Deze mengeling van ijzer en klei is een verwijzing naar de heerschappij van de twee laatste wereldrijken waarvan de karakteristieken uitvoerig naar voor worden gebracht in de volgende visioenen van Daniël.

 

Hoofdstuk zeven van Daniel bevat het tweede visioen dat grofweg kan opgedeeld worden in een symbolisch en een verklarend gedeelte. Het visioen is een uitbreiding of een verdere uiteenzetting van het eerste visioen waarin vooral aandacht wordt gegeven aan de zesde en zevende wereldmacht; het heidense en geestelijke Rome.

 

Het eerste vers zegt: “In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babel, had Daniël op zijn bed een droom en kreeg hij visioenen voor ogen.” Daniël 7:1

De geleerden van deze wereld hebben lang getwijfeld aan de waarachtigheid van deze tekst omdat er nergens in de geschiedenis enige vermelding van koning Belsazar te vinden was. In 1879 echter werd, bij opgravingen in opdracht van het Britse Museum in Irak, de kleicilinder van Cyrus de Grote koning van de Perzen ontdekt. Het was onder bevel van deze koning dat de Perzen Babylon ten val brachten. De kleirol van koning Cyrus werd na het opgraven ervan bijna onmiddellijke overgebracht naar het Britse Museum waar je ze tot op vandaag nog kan bezien.

Op de cilinder staat beschreven hoe Nabonidus de koning van Babel het koningschap overdroeg aan zijn zoon Belsazar en vervolgens Babylon verliet om te gaan wonen in Tema in Arabië. Deze overdracht van het koningschap op Belsazar vond plaats  ongeveer 10 jaar voor de val van Babylon rond 550 v.C. Deze tekst op de kleicilinder nam alle twijfel over het bestaan van Belsazar weg. Belsazar was inderdaad de laatste koning van Babel die zoals hoofdstuk vijf van het boek Daniël vermeldt, gewogen werd en te licht bevonden en vervolgens gedood bij de inval van het Perzische leger.

 

Na het visoen betreffende de droom van Nebukadnezar zal Daniël veel nagedacht hebben over de uitleg ervan. Veel vragen zullen bij hem opgekomen zijn en niet in het minst de vraag over het uiteindelijk lot van Gods volk in ballingschap. Nu ongeveer 50 jaar later in het eerste jaar van de regering van Belsazar worden enkele van Daniël’s vragen beantwoord.

 

Daniël begint met te zeggen wat hij in het visioen heeft gezien. “'s Nachts in mijn visioen keek ik toe, en zie, de vier winden van de hemel zweepten de grote zee op, en vier grote dieren stegen op uit de zee, die van elkaar verschilden” Daniël 7:2.

De betekenis van de symbolische taal is te vinden in het verklarende gedeelte van de profetie en in een aantal teksten uit Openbaring. 

 

Over de betekenis van de dieren die opkomen uit de zee lezen we in Daniël 7:17 en 23 “Die grote dieren, die vier in getal zijn, zijn vier koningen, die uit de aarde zullen opstaan…Het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn.”

uit de verklaring blijkt dat dieren of beesten staan voor koningen en dat koningen staan voor koninkrijken of heerschappijen. Dat dit laatste zo is wordt duidelijk uit de woorden “Het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn.”

 

In het visioen zag Daniël vier dieren opkomen uit de zee. De verklarende tekst zegt dat de vier dieren koninkrijken zijn die opkomen uit de aarde. De zee staat symbool niet enkel voor de aarde maar voor de plaatsen op aarde die bevolkt zijn; de plaatsen waar heerschappijen kunnen bestaan. Het zijn plaatsen op de aarde waar het ene volk kan opstaan tegen het andere; waar koningen worden aangesteld en koningen worden afgezet. Deze verklaring vinden we ook terug in Openbaring 17:15 “En hij zei tegen mij: De wateren (de zee) die u gezien hebt, waaraan de hoer zit, zijn volken, menigten, naties en talen.”

 

Daniël 7:2 zegt dat het de winden zijn die de zee in beroering brengen zodat daaruit dieren uit voortkomen. De winden zijn krachten die koningen en naties doen komen en gaan.

In de uitleg die Daniël gaf aan de droom van Nebukadnezar werd gezegd dat het God is die koningen aanstelt en koningen afzet. Dit gebeurt over het algemeen door mensenmassa's die tegen elkaar strijden. Om ze zover te krijgen moeten ze door krachten begeesterd worden. Deze krachten of winden worden door God onder controle gehouden; ze kunnen enkel waaien wanneer God ze loslaat. Dat lezen we ook in Openbaring 7:1 “Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde. Zij hielden de vier winden van de aarde tegen, opdat er geen wind zou waaien op de aarde, of op de zee of tegen enige boom.”

De winden verwijzen naar duistere krachten en invloeden die de mensen tegen elkaar opzwepen en vernietiging brengen. Jesaja 64:6 zegt “Echter, wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed wij allen vallen af als een blad en onze misdaden (zonden) voeren ons weg als de wind.” De krachten van de zondige gedachten en begeerten en de boze krachten van de duisternis die daarop inspelen en strijd veroorzaken, worden door God beheerst. De winden hebben geen vrij spel om te waaien waarheen ze willen.

Het heeft ons wat moeite gekost maar we zijn nu in staat Daniël 7:2 als volgt te vertalen. “‘s Nachts in mijn visioen keek ik toe en zie, de door God beheerste krachten van de duisternis en van de zonde zweepten de mensenmassa's tegen elkaar op en uit deze strijd kwamen vier verschillende wereldrijken voort.”

 

Vers vier beschrijft het eerste dier of koninkrijk dat voortkomt uit de zee. “Het eerste was als een leeuw, met vleugels van een arend” Daniël 7:4. De woorden “Het eerste” duiden erop dat de dieren niet samen uit de zee komen maar elkaar opvolgen. Volgende teksten maken duidelijk naar wie de beschrijving van het eerste dier verwijst. “Israël is een opgedreven schaap, leeuwen hebben het opgejaagd. Eerst heeft de koning van Assyrië het verslonden, en ten slotte heeft deze, Nebukadnezar, de koning van Babel, zijn beenderen verbrijzeld” Jeremia 50:17.

“Zo zegt de Heere HEERE: De grote arend met grote vleugels, lange vlerken, vol veren, en die veel kleuren had, kwam naar de Libanon en nam de kruin van een ceder mee…Zeg toch tegen dat opstandige huis: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Zeg: Zie, de koning van Babel is naar Jeruzalem gekomen; hij nam zijn koning en zijn vorsten gevangen en bracht hen bij zich in Babel” Ezechiël 17:3, 12. Babylon als leeuw met adelaarsvleugels werd ook veelvuldig afgebeeld op de muren van Babel. Het eerste dier is het Babylon dat ook wordt voorgesteld door het gouden hoofd van het beeld uit de droom.

Daniël 7:4 is een verwijzing naar de ervaring van Nebukadnezar beschreven in het vierde hoofdstuk van Daniël waarin Nebukadnezar zelf getuigt van zijn bekering tot God.

 

In Daniël 7:5 lezen we over het tweede dier dat opkomt uit de zee. “En zie, een ander dier, het tweede, leek op een beer. Het richtte zich op naar één kant. Het had drie ribben in zijn muil, tussen zijn tanden. Men zei het volgende tegen het dier: Sta op, eet veel vlees.”

De Beer wordt door de door God losgelaten winden de macht die Babylon ten val brengt. Uit het verslag van de geschiedenis kunnen we opmaken dat dit de Meden en de Perzen zijn. Deze twee volkeren hadden zich met elkaar verbonden maar de Perzen hadden het voor het zeggen. In Daniël acht hebben we het derde visoen van Daniël en daarin ziet hij een Ram met twee horens. de tekst zegt:  “Ik sloeg mijn ogen op, en ik zag, en zie, er stond een ram voor het kanaal. Hij had twee hoorns. Die twee hoorns waren hoog, maar de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam het laatst tevoorschijn. Ik zag dat de ram met de hoorns naar het westen stootte, naar het noorden en naar het zuiden. Geen enkel dier kon tegen hem standhouden, en er was niemand die uit zijn macht kon redden. Hij deed naar eigen goeddunken en maakte zich groot” Daniël 8:3-4.

In de Bijbel staat het Noorden voor Babylon (Jeremia 25:9). Daniël ziet hier de val van Babylon teweeg gebracht door het geweld van de ram. Dit visioen in Daniël 8 heeft ook een verklarend gedeelte. Daar lezen we: “De ram met de twee hoorns die u gezien hebt, dat zijn de koningen van Medië en Perzië.” Daniël 8:20.

Zoals bij de Ram één hoorn groter was dan de andere, richt de Beer zich op één kant op. De Perzen zijn de overheersende macht in het rijk.  De grootsheid van het Perzische rijk kwam tot stand door het verslaan van drie andere rijken. Lydia in 547 v.C., Babylon  in 539 v. C., en Egypte in 525 v. C..

Deze drie rijken worden voorgesteld door dieren maar er blijft niet veel meer van over. We zien enkel nog de drie ribben ervan in de muil van de beer. De beer komt overeen met het zilveren gedeelte van het beeld.

 

Over het derde dier zegt de tekst: “Daarna keek ik, en zie, er was nog een ander dier, als een luipaard. Het had vier vogelvleugels op zijn rug en het dier had vier koppen. En het werd heerschappij gegeven” Daniël 7:6.

De snelste sprinter op aarde is het jachtluipaard of de cheeta. Dit dier haalt wel 100 km per uur. Dat het hier in de tekst ook nog vleugels heeft, benadrukt de enorme snelheid en kracht waarmee dit rijk opkomt en verovert. Het is de macht die het Perzische rijk ten val brengt en in snel tempo een groot rijk opzet. Dat het dier ook nog vier koppen heeft, verwijst naar de opdeling van het rijk na de vroege dood van Alexander de Grote die geen nageslacht had. Vier van zijn generaals slaagden erin elk een deel van het rijk naar zich toe te trekken.

In het derde visioen in Daniël acht wordt het Griekse rijk voorgesteld door een harige geitenbok. Daarover zegt de tekst: “En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning. En dat die afbrak en er vier voor in de plaats kwamen: vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, maar zonder de kracht ervan” Daniël 8:21-22.

De vier generaal waren: Lysimachus, Cassander, Ptolemy, Seleucus. Zij heersten respectievelijk over Thrace, Macedonië, Egypte en Perzië.

 

Ook het Griekse rijk bleef niet bestaan en werd ten val gebracht door de Romeinen. In het visioen wordt de Romeinse macht voorgesteld door een vreselijk monster waarvan enkele kenmerken ook in het eerste visioen voorkomen. Het is vooral over deze vierde macht dat we in deze profetie veel meer details krijgen. We vinden een beschrijving van het vierde dier in Daniël 7:7 “Daarna keek ik toe in de nachtvisioenen, en zie, het vierde dier was schrikwekkend, gruwelijk, en uitzonderlijk sterk (sterk als ijzer (Dan. 2:40)). Het had grote ijzeren tanden. Het at en verbrijzelde (het brak alles in stukken(id.)), en de rest vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van al de dieren die ervóór geweest waren. En het had tien hoorns.”

Velen die een beetje hun geschiedenis kennen, zullen het misschien vreemd vinden dat Rome hier naar voor wordt gebracht als een monster. Rome bracht veel verbeteringen aan, ze zorgde voor een beter wegenstelsel, betere wetten, een jarenlange vrede die gekend staat als de Pax Romana. Toch wordt Rome in het beeld voorgesteld door het ijzer en klei met ijzer - het metaal laagst in waarde - wat duidt op moreel verval ten opzichte van de vorige rijken. Hier in deze profetie is het een monsterlijk dier. De reden om het een monster te noemen en het voor te stellen als ijzer ligt in het ontegensprekelijk feit dat Rome zowel in haar heidens als geestelijk bestaan de grootste vervolger was van Gods volk en het Christendom. Het was Rome dat in 70 n.C. Jeruzalem geheel verwoeste en 2 miljoen Joden doodde. De overige Joden werden later hun land ontnomen en weggejaagd. Het was het heidense Rome dat de Christenen als een bedreiging zag voor het rijk en hen meedogenloos vervolgde onder bijvoorbeeld Nero en Diocletianus. Nadat door een decreet van de Oost-Romeinse keizer Justinianus de bisschop van Rome de macht kreeg over alle Christelijke kerken en daarbij volledig beslag kon leggen op de wereldlijke macht, begon de vervolging van hen die trouw bleven aan het woord van God en niet wilden buigen voor de traditie van de kerk en de pauselijke decreten. 

Van dit ijzeren monster wordt verder gezegd in Daniël 7:7- 8 “…En het had tien hoorns…Terwijl ik op de hoorns bleef letten, zie, een andere, kleine, hoorn rees daartussen op. Drie van de eerdere hoorns werden voor hem uitgerukt. En zie, in die hoorn waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.”

Een hoorn evenals een dier verwijst naar een macht, een heerschappij of koninkrijk. We zagen dit daarnet bij de harige geitenbok die het Griekse rijk voorstelde. De geitenbok had eerst een hoorn waarvan de tekst zegt dat het de eerste koning was. Toen de eerste hoorn afbrak of toen de eerste koning stierf, kwamen er vier horens in de plaats. De vier horens, zegt de tekst, waren de vier koninkrijken die ontstonden na de dood van Alexander de Grote.

Het monster nu had tien hoorns. Het Romeinse rijk werd niet ten val gebracht maar verbrokkelde omwille van de immigratie van tien Germaanse volkeren of koninkrijken. De tekst zegt dat er tussen deze tien een andere hoorn oprees en dat voor hem drie van de bestaande hoorns werden uitgerukt. In de uitleg van het visioen wordt daar het volgende over gezegd: “En de tien hoorns duiden aan dat uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan,  en na hen zal een ander opstaan. Die zal verschillen van die er eerder geweest waren. Drie koningen zal hij vernederen.” Daniël 7:24. Indien we deze drie hoorns die worden uitgeworpen kunnen identificeren, kunnen we ook de kleine hoorn die dit bewerkt identificeren.

Nadat de tien koninkrijken de macht van het West Romeinse rijk hadden overgenomen verbleef de Romeinse Keizer niet meer in Rome maar in Constantinopel (het huidige Istanbul in Turkije). De keizer daar had nog ambities om de eenheid van het rijk te herstellen. Hij zag niet beter dan dit te doen door iedereen in het rijk onder het gezag te brengen van de bisschop van Rome. Hij dacht dat wanneer iedereen dezelfde godsdienst zou hebben de eenheid van het rijk kon hersteld worden. Dat was niet zo verkeerd gedacht van de keizer want er was veel onenigheid in het rijk op grond van godsdienstige geschillen.

Heel wat van de geïmmigreerde volkeren waren Ariaanse Christenen. Zij geloofden niet in de goddelijkheid van Christus en ook niet in de persoonlijkheid van de Heilige Geest. Rome daarentegen geloofde wel in de goddelijkheid van Christus en dat de derde persoon van de Godheid de Heilige Geest was. Op aandringen van verschillende Romeinse Keizers hadden eerder al enkele concilies zoals deze van Nicea (325 n.C.) en Constantinopel (381 n.C.) plaatsgevonden met bedoeling tot eenheid van geloof te komen maar de concilies hadden uiteindelijk enkel geleid tot een grotere verkettering van de onwrikbare Arianen en gaven aan Rome de vrijgeleide om deze tot ter dood te bestrijden.

Rome echter die omringd was door de Visigothen, de Vandalen, de Herulen en Ostrogothen - allen Ariaanse volkeren - zag geen enkele kans om in haar huidige positie haar macht uit te breiden. 

Daar kwam uiteindelijk een verandering in toen Clovis, heerser van de Franken zich in 508 n.C. tot het Roomse geloof bekeerde. Clovis zette zijn leger in om de vijanden van Rome te verslaan. Hij versloeg onder andere de Visigothen en verzwakte zo hun macht over Rome. Het was echter het leger van Keizer Justinianus zelf die de Herulen, Ostrogothen en Vandalen helemaal van de kaart veegde en in 538 n. C. per decreet de bisschop van Rome uitriep tot hoofd van alle kerken met de bevoegdheid haar macht op te leggen door het gebruik van de wereldlijke macht. De drie hoorns waren uitgerukt en de heerschappij van de kleine hoorn, het geestelijke Rome of het pausdom kon beginnen.

Deze heerschappij zou 1260 jaar lang duren. Ze wordt voorgesteld door het ijzer vermengd met klei en de kleine hoorn die “een mond heeft vol grootspraak en mensenogen”. Het is Napoleon Bonaparte die een eind maakt aan de heerschappij van Rome. Hij zet de paus gevangen, confiskeert de goederen van de kerk en ontbindt haar geheime dienst, de Jezuïeten. Terwijl de Roomse kerk zware verliezen lijdt, blijft ze bestaan en haar werking zet zich voort achter de schermen.

 

Het visioen geeft nog wat meer details die de identificatie van de kleine hoorn zeker maken. Ze zegt in Daniël 7:25 “Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd.”

Laten we ons eerst bepalen bij het tijdsgegeven, “tijd, tijden en een halve tijd.” Dit is de lengte van de periode waarin de “heiligen van de Allerhoogste” in de hand zijn van de kleine hoorn. Volgens vers 27 zijn de “heiligen van de Allerhoogste” hen die het koninkrijk van de hemelen zullen ontvangen. Volgens Openbaring 22:14 zijn dit zij die Gods geboden bewaren; zij die trouw blijven aan het woord van God en hebben overwonnen door hun geloof daarin. Zij worden tijdens deze periode van een “tijd, tijden en een halve tijd” door de kleine hoorn vervolgd.    

De Bijbel helpt ons op verschillende manieren om dit tijdsgegeven te begrijpen. In Openbaring 12 wordt gesproken over de vervolging van Gods kerk en hoe God voor haar zorgt. Let op de tijdsaanduiding waarin deze vervolging en Gods bescherming plaatsvindt. “En de vrouw (symbool voor de trouwe kerk) vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats had, die door God voor haar gereedgemaakt was, opdat men haar daar zou voeden twaalfhonderdzestig dagen…En aan de vrouw werden twee vleugels van een grote arend gegeven, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij gevoed wordt, een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang.” Openbaring 12:6, 14. Deze tekst maakt ons duidelijk dat een “tijd, tijden en een halve tijd” overeenkomt met 1260 profetische dagen of drie en een half Bijbelse jaren van 360 dagen. De tekst in Daniël 7 werd geschreven in het Aramees. Het woord “tijd” is een vertaling van het Aramese woord “Iddan” wat “jaar” betekent. De 1260 profetische dagen komen in werkelijkheid overeen met 1260 jaren zoals we verder zullen zien in de uitleg van de volgende visioenen. 

De regeerperiode van de kleine hoorn waarin ze de heiligen van de Allerhoogste vervolgd, is 1260 jaar. Deze periode begint bij het decreet van Justinianus dat in 538 n.C. alle macht geeft aan de bisschop van Rome. Tellen we 1260 bij 538 dan komen we in 1798, het jaar waarin Bonaparte een eind maakt aan de heerschappij van het pausdom en daarmee ook een eind stelt aan de vervolging van Gods volk. 

Tot hier toe hebben we twee duidelijke identificatiekenmerken: het uitwerpen van drie Ariaanse volkeren voorgesteld door drie hoorns en de regeerperiode van de kleine hoorn. Deze twee kenmerken verwijzen duidelijk naar de instelling en heerschappij van het pausdom

Daniël 7:25 zegt ook nog van de kleine hoorn: “Woorden tegen de allerhoogste zal hij spreken.” Kijken we naar het pausdom dan vinden we in haar beweringen een bevestiging van dit kenmerk van de kleine hoorn. Het pausdom beweert onfeilbare uitspraken te maken terwijl dit alleen aan God kan toegeschreven worden. Ze beweert zonden te kunnen vergeven terwijl alleen God dit kan op grond van het bloed dat Hij voor ons heeft vergoten aan het kruis. Het pausdom stelt de woorden van de kerkvaders boven het woord van God en eigent zich de uitleg van de Schriften toe. De paus eigent zichzelf de titel toe van plaatsvervanger van Christus en Heilige Vader.

Terwijl de Bijbel sprekende over Jezus zegt in Hebreeën 4:15, 16 “Want wij hebben geen Hogepriester (Christus) Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.” Hoe kan een sterfelijk mens zoals de paus,  zondaar als eenieder, altijd tekort schietend in medelijden en liefde, zich plaatsvervanger van Christus noemen, de zondeloze en volmaakte Middelaar? De tekst in Hebreeën zegt verder: “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” De tekst zegt niet, laten wij naderen tot de troon van een mens die in Rome zit maar tot de troon van genade in de hemel waar de Vader van ons allen zit en tot wie iedereen, elk ogenblik door Christus toegang heeft om hulp te vinden. Terwijl Rome beweert de poort tot de hemel te zijn zegt de Bijbel dat Jezus de deur is door wie wij tot God komen. “Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden” Johannes 10:9.

Over de kleine hoorn zegt Daniël 7:25 ook nog dat “Hij erop uit zal zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen.” 

Het tweede gebod zegt: “U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen” Exodus 20:4-5. Daarbij aansluitend zegt Deuteronomium 18:10-12: 

“Onder u mag niemand gevonden worden…die de doden raadpleegt. Want iedereen die zulke dingen doet, is een gruwel voor de HEERE.“

Mogen we volgens deze geboden een beeld maken van iemand die dood is en ons daarvoor neerbuigen om de dode die ze voorstelt te vereren en om hulp te vragen? Absoluut niet, het is een gruwel in Gods ogen. Toch onderwijst Rome om dit wel te doen. Zij maakt beelden van gestorven heiligen, vereert deze en vraagt hen gunsten. Ik herinner mij nog altijd dat mijn grootmoeder mij leerde tot St Antonius, die lang geleden gestorven was, te bidden wanneer ik iets verloren had en hem te vragen mij te helpen bij het vinden ervan. Hoewel goed bedoeld, spoorde zij mij aan om tegen Gods gebod in de doden te raadplegen. Het was de Katholieke catechismus, het boek dat de wijn van Babylon verspreidt, die haar dat had geleerd.

Het vierde gebod zegt: “Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen…, Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die” Exodus 20:8-11. 

God heiligde de zevende dag. Hij zette ze apart voor een door Hem welomschreven doel; het gedenken van de Schepping en de verlossing die Hij alleen tot stand brengt. Kan iemand ontheiligen wat God heilig heeft gemaakt? Kan iemand dat wat God niet heilig heeft gemaakt heilig maken?

Toch doet het pausdom dit. Zij nam de heiligheid van de zevende dag weg en zij maakte de eerste dag, de zondag heilig. (Zie zondagsviering) Daarmee plaatst zij zich op de troon van God.

Het veranderen van tijden en wetten als kenmerk van de kleine hoorn past volledig bij het gedrag van het pausdom.

Tot hiertoe hebben we vier duidelijke kenmerken van de kleine hoorn waarmee we haar kunnen identificeren. Ze kwam aan de macht door het uitwerpen van drie hoorns behorende tot het Romeinse rijk. Ze regeerde “een tijd, tijden en een halve tijd” of 1260 jaar. Ze vervolgde gedurende deze periode de “heiligen van de Allerhoogste”. Ze verhief zich boven God door het veranderen van “tijden en wetten”. We hebben deze kenmerken allemaal teruggevonden in het pausdom waardoor geen twijfel bestaat over de heerschappij waarnaar de kleine hoorn verwijst. In de volgende visioenen worden deze kenmerken en hun uitwerking nog verder gedetailleerd.

 

In Daniël 7 wordt er na de heerschappij van de kleine hoorn geen andere macht meer vernoemd. Het lijkt alsof ze blijft bestaan totdat een einde aan haar wordt gemaakt tengevolge van de rechtszitting waarover het visioen spreekt. Deze rechtszitting maakt een einde aan alle wereldmachten en zorgt ervoor dat het volk van God het koninkrijk van God in bezit kan nemen.

Men zou zich de vraag kunnen stellen waarom er in de hemelen een rechtszitting moet plaatsvinden. Waarom is het nodig dat God die alles weet een onderzoek moet doen van de beklaagden (allen die gezondigd hebben) om uiteindelijk tot een vonnis te komen dat sommigen de eeuwige verdoemenis injaagt en anderen deelgenoot maakt van het eeuwig koninkrijk? Laten we in het geven van een antwoord op deze vraag eerst kijken naar een aantal kenmerken van God.

In Amos 3:7 lezen we: “Voorzeker, de Heere HEERE doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profeten.”

Het verlossingsplan, hoe God de mens redt en hem het eeuwig leven geeft, wordt in de Bijbel Gods geheimenis genoemd. Dit geheimenis van God bestaat van voor de grondlegging der wereld waar het besluit of voornemen werd genomen om de mens te redden door Christus. Het geheimenis wordt geopenbaard in het evangelie dat spreekt over de menswording, het leven, de dood, de opstanding en het middelaarschap van Jezus dat bedoelt is om alles terug met God te verzoenen en een eeuwig herstel te bekomen waar de zonde en de dood niet meer bestaat. (Kol 1:26-27; 1 Tim 3:16; Op. 13:8; Ef. 6:19). God houdt wat betreft het verlossingsplan niets geheim. Hij brengt alles in de openbaarheid. 

Jezus door wie God Zichzelf en Zijn plan met ons heeft geopenbaard zegt in Johannes 18:20 “Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken.”

Bij de wederkomst neemt Christus Zijn volk mee naar de hemel (1 Thess. 4:17). Wanneer zij daar voor de troon van God komen te staan zingen zij een bijzonder lied waarvan we de woorden kunnen lezen in Openbaring 15:3  “En zij zongen het lied van Mozes, de dienstknecht van God, en het lied van het Lam, met de woorden: Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden.” De zangers van dit lied zijn overtuigd van de rechtvaardigheid en waarachtigheid van Gods wegen. Deze overtuiging is er omwille van de openbaring van Zijn oordelen. Daardoor zijn ook alle volken tot deze overtuiging gekomen en ze erkennen dit door hun knie voor God te buigen (Rom. 14:11; Fil. 2:10-11).

Gods oordelen bepalen wie gered wordt en wie verloren gaat. Dat doet Hij niet in het verborgene maar Hij doet het in het openbaar zodat niemand zich de vraag moet stellen; waarom is die gered en waarom gaat die verloren? Door Zijn oordelen in de openbaarheid te brengen, wordt iedereen volkomen overtuigd van Zijn rechtvaardigheid en liefde en dat geldt zowel voor de mens die gered wordt als voor degene die verloren gaat. Maar waar en wanneer vindt dit openbaar oordeel plaats? Dat gebeurt tijdens wat aangeduid wordt als het onderzoekend oordeel. Dit onderzoekend en openbaar oordeel wordt beschreven in Daniël 7:9-12 en 26-27.

“Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren laaiend vuur. Een rivier van vuur stroomde en ging voor Zijn aangezicht uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Zijn aangezicht. Het gerechtshof hield zitting en de boeken werden geopend.”

“Toen keek ik, vanwege het geluid van de grote woorden die de hoorn sprak. Ik keek toe totdat het dier gedood werd en zijn lichaam vernietigd werd, en aan het laaiend vuur werd prijsgegeven.

Ook de rest van de dieren ontnam men hun heerschappij, want verlenging van het leven was hun gegeven tot een bepaald tijdstip en een bepaalde tijd…en zij (Gods volk) zullen in zijn hand (de kleine hoorn) worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd. Daarna zal het gerechtshof zitting houden: men zal hem zijn heerschappij ontnemen, hem verdelgen en volledig vernietigen. Maar het koningschap en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koninkrijk zal een eeuwig koninkrijk zijn, en alles wat heerschappij heeft, zal Hem eren en gehoorzamen.”

Deze teksten zeggen ons dat er een hemelse rechtszitting plaatsvindt die zal leiden tot een vonnis. Dit vonnis veroordeelt de kleine hoorn en de wereldmachten tot een eeuwig verderf en geeft aan de “heiligen van de Allerhoogste” het bezit van het eeuwig koninkrijk.

De tekst maakt ook duidelijk dat de rechtszitting een publieke aangelegenheid is. “Duizendmaal duizenden en tienduizendmaal tienduizenden” zijn aanwezig. De engelen en de hemelse wezens hebben volkomen inzage in het oordeel.

We komen ook te weten wanneer de hemelse rechtszitting plaatsvindt. De tekst zegt dat dit zal gebeuren nadat de heiligen voor een tijd, tijden en een halve tijd in de hand van de kleine hoorn waren. We weten dat dit na 1798 is. Daarom kunnen we ook zeggen dat wij leven in de tijd van het onderzoekend oordeel. De precieze datum waarop het begonnen is, wordt ons in Daniël 8 gegeven.

De duur van rechtszitting hangt onder andere af van het volume van het dossier. Het dossier hier is de hele geschiedenis van de mens. De rechtszitting zal voorbij zijn wanneer het vonnis wordt uitgevoerd. Dat zal gebeuren wanneer Jezus komt om aan ieder het loon te geven dat tijdens de rechtszitting werd bepaald. “Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met Zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden” Mattheüs 16:27.

Het onderzoek in de rechtszitting gebeurt aan de hand van boeken. “Het gerechtshof hield zitting en de boeken werden geopend.” Deze boeken bevatten de geschiedenis van elk mensenleven. Daarin staat vermeldt wat God voor hen heeft gedaan en hoe zij erop hebben gereageerd en welke keuzes ze hebben gemaakt. Niemand zal na het onderzoek nog enige twijfel hebben over Gods rechtvaardigheid in het geven van het eeuwig leven aan hen die op Hem hebben vertrouwd voor vergeving en gehoorzaamheid. Niemand zal na het onderzoek nog enige twijfel hebben over Gods rechtvaardigheid in het wegnemen van het leven van hen die Hem de Bron van alle leven hebben verworpen. Ze zullen ingezien hebben door het onderzoek van de boeken dat God alles gedaan heeft, en tot het uiterste is gegaan om hen te bevrijden van het kwaad en dat zij de gegeven kansen en de betuigingen van Zijn liefde en kracht om te verlossen hebben weerstaan en daarmee zich van het leven zelf hebben afgekeerd.

 

Het onderzoek van de geschiedenis van elk mensenleven, voor de ogen van alle hemelse wezens, bevestigt wat de Schrift zegt over God in volgende teksten.

“En Petrus opende zijn mond en zei: Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt” Handelingen 10:34. Geen voortrekkerij, geen vriendjespolitiek bij God.

“Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht” Johannes 1:9. Iedereen heeft de kans gehad om God te kennen en Hem binnen te laten in zijn leven.

“God heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen” 2 Petrus 3:9.

“God is liefde” 1 Johannes 4:8.

 

Het vonnis uitgesproken op het einde van de rechtszitting leidt tot “de vernietiging van de dieren en de kleine hoorn” en “het geven van het koningschap aan de gelovigen”. 

 

Het onderzoekend oordeel is goed nieuws voor hen die hun vertrouwen in God hebben gesteld en daarom ook een onderdeel van het evangelie dat moet verkondigd worden. Openbaring 14 beschrijft de laatste boodschap die de wereld moet ontvangen. Het is een boodschap voor ons die leven in de tijd van het einde. “En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie, stam, taal en volk. En hij zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” Openbaring 14:6-7.

De boodschapper die het eeuwig evangelie brengt, verkondigt aan de hele wereld dat het uur van Gods oordeel, de aanvang van de hemelse rechtszitting, is gekomen. Waarover moeten ze zich bekommeren? Openbaring 3:5 zegt: “Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.”

In het onderzoekend oordeel worden namen uitgewist en bevestigd in het boek des levens. Jezus zegt dat Hij tijdens dit proces zal pleiten voor hen die door het geloof hebben overwonnen; “Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader.” Hij zal dat niet doen op grond van de werken die ze hebben gedaan maar op grond van het bloed dat Hij voor hen heeft vergoten, het bloed dat voor hen een volkomen verlossing heeft bewerkt. Hij zal voor de Vader pleiten ten gunste van hen die hun vertrouwen in Hem hebben gesteld voor vergeving en overwinning over de zonde. Het resultaat daarvan is dat hun namen voor altijd zullen geschreven staan in het boek van het leven. Dit is het boek waar de namen in staan van allen die het koninkrijk zullen beërven.

We lezen over dat boek in Maleachi 3:16, 17 “Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient.”

Wat met hen die Gods licht en liefde hebben verworpen en geen acht hebben geslagen op Zijn woord. Wat zal de rechtszitting over hen besluiten? Psalm 69:29 maakt duidelijk: “Laat hen uitgewist worden uit het boek des levens, laat hen bij de rechtvaardigen niet opgeschreven worden.” (Openbaring 22:19).

 

Wat moeten we onthouden over dit visioen? Dit visoen maakt ons bekend met het feit dat God een volkomen kennis heeft van het verloop van de geschiedenis en dat Hij de duistere machten die de mensen aanzetten tot strijd beheerst. Het visioen brengt de macht van het pausdom in het vizier door duidelijke kenmerken te geven voor de kleine hoorn die voortkomt uit het monsterlijk dier. De kern van de boodschap van deze profetie is het onderzoekend oordeel in de hemel dat zal recht verschaffen aan Gods volk - zij die trouw gebleven zijn aan Zijn woord - en universele erkenning brengen voor de rechtvaardigheid en waarachtigheid van God.

Zie ook de bijbelstudie: Winden, golven en dieren uit de zee.

 

bottom of page