
Wat de Bijbel zegt
De grootste tijdsprofetie
Deze les heeft het over de langste en belangrijkste tijdsprofetie in de Bijbel. Ze werd 500 jaar voor de dood van Christus gegeven en voorspelt nauwkeurig het tijdstip van Zijn offer. Deze profetie is ook de enige plaats in de Bijbel die spreekt over de komende Messias. We hebben dus te doen met een zeer belangrijke Messiaanse profetie. Deze profetie die we vinden in het achtste en negenste hoofdstuk van het boek Daniël, gaat echter verder dan Jezus' werk op aarde en geeft ons een overzicht van zijn huidig werk als Middelaar in het hemels heiligdom.
We hebben drie lessen nodig om de hele profetie uit te leggen. In de eerste les zullen we ons bepalen bij de tijdselementen. De twee volgende lessen nemen ons mee naar de plaats waar Gods troon zich bevindt en zullen ons een duidelijk inzicht geven in het bijzondere werk dat Jezus doet voor ons in de eindtijd.
U herinnert zich nog uit les 2 dat de profetie van Daniël 8 begint met het gezicht van de ram en de geit. Na een bespreking van de horens van de geit worden we bepaald bij de activiteiten van de kleine hoorn, die zichzelf verheft, de hemel uitdaagt, het heiligdom met de voeten treedt en Gods volk vervolgt.
1. Hoe lang zou het heiligdom en het volk met de voeten worden getreden?
-
Daniël 8:13, 14: "Toen hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zeide tot degene die gesproken had: Hoelang zal dit gezicht gelden; het dagelijks offer en de ontzettende overtreding, het prijsgeven van het heiligdom en het vertrappen van het heer? En hij zeide tot mij: Tweeduizend driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden."
De uitdrukking "avond en morgen" wordt ook teruggevonden in Genesis 1. Daar zien we dat een avond en een morgen gelijk staat aan een dag. (Zie Genesis 1:1).
Sommigen menen dat de uitdrukking "avonden en morgens" verwijzen naar het offer dat 's avonds en 's morgens werd gebracht maar wanneer de Bijbel daarnaar verwijst wordt gesproken over het "morgen- en avondoffer. (Zie 2 Kronieken 2:4).
2. Wie kreeg opdracht om Daniël uitleg te geven aangaande het gezicht?
-
Daniel 8:16: "en ik hoorde een menselijke stem over de Ulai, welke zeide: Gabriel, doe deze het gezicht verstaan."
De engel Gabriël verklaarde het visioen. Hij vertelde Daniël dat de ram verwees naar Medo-Perzië; de bok en zijn horens verwezen naar het Griekse rijk. Hij wijdde nog even uit over de kleine hoorn maar zei verder niets betreffende de tijdsfactor.
3. Wat gebeurde er met Daniël toen Gabriël niet verder ging met de volledige verklaring van het gezicht?
-
Daniel 8:27: "En ik, Daniel, was uitgeput en was enige dagen ziek; daarna stond ik op en verrichtte de dienst bij de koning. En ik was verbijsterd over het gezicht, maar niemand merkte het."
4. Gabriel kwam terug om het gezicht verder te verklaren. Welk deel van de 2300 dagen was toegewezen aan het Joodse volk?
-
Daniël 9:21-24 "Terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniel, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. Bij het begin van uw smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen, want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht. Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.
Deze zeventig weken bepaald voor het Joodse volk kunnen alleen maar zeventig weken zijn van de 2300 dagen want dat was het gezicht dat Gabriël verder kwam verklaren.
Zeventig weken is 490 dagen. Trek je dat af van de 2300 dagen dan blijven er nog 1810 dagen van de profetie over.
5. In Bijbelse profetie gebruikt God een kleine tijdseenheid om een langere periode aan te duiden. Welke schaal gebruikt Hij?
-
Ezechiel 4:6:" Als gij dit hebt volbracht, zult gij opnieuw gaan liggen, op uw rechterzijde; dan zult gij de ongerechtigheid dragen van het huis van Juda: veertig dagen; voor elk jaar leg Ik u een dag op."
-
Numeri 14:34: "Overeenkomstig het aantal dagen, gedurende welke gij het land verspied hebt veertig dagen, zult gij uw ongerechtigheden veertig jaar lang boeten, voor elke dag een jaar, opdat gij weet wat het betekent, als Ik Mij afkeer."
De juistheid van deze schaal waarbij één profetische dag gelijk staat aan één werkelijk jaar wordt bevestigd door de toepassing ervan op de tijdsprofetieën. Alleen bij het toepassen van het "een dag voor een jaar" principe, krijgen ze werkelijk betekenis.
Volgens deze regel zijn de 2300 profetische dagen in werkelijkheid 2300 letterlijke jaren waarvan de eerste 490 betrekking hebben op het Joods volk.
6. Wanneer dan begint deze tijdsperiode?
-
Daniël 9:25: "U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden."
7. Door welke drie Perzische koningen ging deze voorspelling betreffende de wederopbouw van Jeruzalem in vervulling?
-
Ezra 6:14: "De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggai en van Zacharia, de zoon van Iddo; zij voltooiden de bouw (huis Gods van Jeruzalem) volgens het gebod van de God van Israël en volgens het bevel van Kores, Darius en Artachsasta, koning van Perzie..."
Enkel het laatste bevel bevat de opdracht om Jeruzalem te herbouwen en te besturen. Dit bevel werd gegeven door Artachsasta en staat vermeld in Ezra 7. Het bevel werd van kracht in de herfst van het jaar 457 voor Christus.
8. Wie zou er na de zeven weken en de 62 weken verschijnen?
-
Daniël 9:25: "U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden,
maar wel in benauwde tijden."
Zeven weken en twee en zestig weken zijn negen en zestig weken of 483 profetische dagen (483 letterlijke jaren). Gerekend vanaf de herfst van 457 voor Christus brengen 483 jaren ons tot de herfst van 27 A. D. Volgens de profetie verschijnt dan de Messias. "Messias" is het Hebreeuwse woord voor gezalfde. De Bijbel vertelt ons "hoe God Hem (Jezus Christus) met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd." Handelingen 10:38. Deze zalving vond plaats bij Zijn doop (Joh. 1:32). Jezus werd gedoopt in de herfst van 27 A. D., op het precieze tijdstip voorzegd in de profetie van Daniël.
9. Wat zei Andreas tot zijn broer Simon na de doop van Jezus?
-
Johannes 1:41: "deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus."
10. Wat zei Jezus bij het begin van Zijn openbaar werk dat er op wijst dat Hij op de hoogte is van Zijn profetische tijdslijn?
-
Marcus 1:15: "Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie."
Jezus verwees hier naar de profetische tijd in Daniël 9 die aanduidt wanneer de Messias zou komen.
11. Hoe zei Paulus dat de Verlosser op de juiste tijd was gekomen?
-
Galaten 4:4: " Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden."
12. Wat zou Jezus in het midden van de zeventigste week doen ophouden?
-
Daniël 9:27: "En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is."
Deze week is "de laatste zeven jaar" van het 70 - weken gedeelte van de profetie. De laatse week begon in de herfst van 27 A. D en eindigde in de herfst van 34 A. D.
Bij het Pascha in de lente van 31 A. D, dat is precies in de helft van de zevenjarige periode, bracht Jezus een einde aan het hele systeem van offers door Zichzelf te offeren als het Lam Gods, naar wie het hele offersysteem verwees.
13. Wat gebeurde er in de tempel te Jeruzalem toen Jezus stierf wat erop wees dat er een einde kwam aan de betekenis van de rituele diensten?
-
Mattheüs 27:51: "En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeen..."
14. Waartoe werden de zeventig weken aan de Joden gegeven?
-
Daniël 9:24: "Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven".
De "zeventig weken'' als deel van de 2300 jaar eindigde in A.D. 34. In dit jaar kwam een einde aan Israëls genadetijd. Zij bezegelden de verwerping van Christus door de steniging van Stefanus (Handelingen 7). De Joden waren niet langer Gods uitverkoren volk en het evangelie werd verkondigd aan de heidenen. De Christelijke kerk erfde al de voorrechten die God beloofd had aan de nakomelingen van Abraham (Galaten 3:29). De tempel en de stad Jeruzalem werden door de Romeinen vernietigd in 70 A. D. (Daniël 9:26, 27; Marcus 13:14).
15. Naar welke tijd in de geschiedenis verwees het gezicht van de 2300 avonden en morgens?
-
Daniël 8:17: "En hij kwam tot waar ik stond, en toen hij kwam, schrikte ik en wierp mij op mijn aangezicht, maar hij zeide tot mij: Versta, mensenkind, dat het gezicht doelt op de tijd van het einde".
Vanaf de herfst van 34 A. D. bleven er nog 1810 jaar van de profetische periode over. Voegen we 1810 bij 34 dan komen we in de herfst van het jaar 1844. De profetie plaatst deze datum in "de tijd van het einde".
16. Wat zegt de Bijbel dat er op het einde van de 2300 jaar zou gebeuren?
-
Daniël 8:14: "En hij zeide tot mij: Tweeduizend driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden".
Zie les 16 voor de betekenis van de reiniging of het in rechten herstellen van het heiligdom.
17. Wat zei de engel waaruit we kunnen uitmaken dat het gezicht niet bedoeld was voor de tijd waarin Daniel leefde?
-
Daniël 8:26: "En het gezicht van de avonden en de morgens, waarvan gesproken werd, dat is waarheid. Gij nu, houd het gezicht verborgen, want het ziet op een verre toekomst."
18. Wanneer zou de kennis over de profetieën van Daniël toenemen?
-
Daniël 12:4: "Maar u, Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde. Velen zullen het onderzoeken en de kennis zal toenemen."
Schema van de profetische tijdslijnen
De betekenis van de gebeurtenis in 1844 wordt in de volgende lessen naar voor gebracht.